Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4095/JZ, 27 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4095/JZ

betreft: [klager] datum: 27 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 29y van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen
beroepschrift, ingediend door de gemachtigde [...], vertrouwenspersoon AKJ, namens

[...], geboren op 30 januari 1997, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 december 2013 van de klachtencommissie bij de jeugdzorginstelling Transferium Jeugdzorg Heerhugowaard, verder te noemen het Transferium, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 januari 2014, gehouden in de justitiële jeugdinrichting Teylingereind te Sassenheim, zijn gehoord klagers vertrouwenspersoon voornoemd, hiertoe door klager gemachtigd en [...], gedragsdeskundige en [...],
hoofd
behandeling, beiden verbonden aan het Transferium.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klacht en de uitspraak van de klachtencommissie
De klachten, voor zover in beroep aan de orde, betreffen:
1. de disproportionele afzonderingsduur;
2. de onbereikbaarheid van de advocaat en de vertrouwenspersoon;
3. het niet kunnen volgen van onderwijs.

De klachtencommissie heeft de hierboven weergegeven klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers afzondering is meermalen verlengd en heeft al met al meerdere weken geduurd. Toen hij op enig moment hoorde dat de afzondering langer zou duren, werd hij erg boos.
Het is jammer dat klager nu niet aanwezig is om aan te geven dat hij wel contact met zijn groepsgenoten heeft.
Klager is niet in de gelegenheid gesteld in contact te treden met zijn advocaat of zijn vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon kwam toevallig met klager in contact nadat hij al langere tijd in afzondering verbleef.
Gedurende de periode van afzondering heeft klager geen volledig onderwijs gehad.
Bij aanvullende mails van 29 januari 2014 en 6 februari 2014 heeft klagers vertrouwenspersoon nog aangevoerd dat de deur van klagers tv ruimte gedurende de afzondering werd afgesloten. Verder vinden er vaak ontspannen interacties plaats tussen klager
en zijn groepsgenoten. Wel kan het zijn dat anderen schrikken van een woede-uitbarsting bij een alarm.
Klager verblijft sinds drie weken ca 22 uur in routine op zijn kamer, met de deur op slot. Dit zou voor zijn rust zijn en die van zijn groepsgenoten. Klager heeft aangegeven dat hij hierdoor juist het tegenovergestelde van rust in zijn hoofd ervaart.

Namens de directeur is in beroep aangevoerd dat klager naar aanleiding van een incident op 6 september 2013 in afzondering verbleven in een afzonderingsruimte. Daar verbleef hij aanvankelijk overdag en gedurende de avond en nacht. Daarna verbleef hij
in
de afzonderingsruimte van 9.30 uur tot 21.30 uur en sliep hij op de groep. Klager kon vanuit de zogenaamde open ruimte alle activiteiten en de behandeling volgen; hij mocht alleen niet op de groep verblijven vanwege zijn agressie en het gebrek aan
inzicht in het probleem.
Op de nieuwe groep van klager hebben zich geen incidenten meer voor gedaan. Andere jongeren zijn wel onder de indruk van klager omdat hij in zekere mate imponeert.
Aanvankelijk was een gesprek met klager niet mogelijk, omdat hij steeds boos werd als iemand een gesprek met hem aanging. Toen hij rustiger werd mocht hij delen van de dag terug naar de groep tot dat hij weer volledig naar de groep terug kon.
Ten aanzien van het volgen van de lessen is gekeken naar de mogelijkheden. Er was geen mogelijkheid klager individuele lessen aan te bieden, terwijl het niet verantwoord was hem in de groep lessen te laten volgen. Aan klager zijn voor die momenten wel
andere mogelijkheden geboden, zoals sport.
Het is niet bekend dat klager vaker om een advocaat of zijn vertrouwenspersoon gevraagd zou hebben. Niet valt in te zien waarom contact met zijn advocaat of vertrouwenspersoon niet zou zijn toegestaan. Wel is bekend dat hij éénmaal om zijn advocaat
heeft gevraagd en dat de groepsleiding is vergeten hier iets mee te doen.
Klager heeft zich boos gevoeld en heeft zich ook als zodanig geuit.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat aan klager veel aandacht is besteed en dat zijn situatie serieus is bekeken. Klager is in de periode van eind juni tot medio september 2013 betrokken geweest bij ernstige incidenten
(vernieling, poging tot inbraak en bedreiging van personeel) en heeft zich in die periode ook vier maal onttrokken. Op 6 september 2013 loopt klager een vol klaslokaal binnen en berooft en mishandelt een jongen. Zodra dit kon mocht klager weer op de
eigen kamer slapen en is hij overdag vanuit de tv ruimte begeleid. Klager uit vaak zijn boosheid en ook lijkt er enige angst te zijn bij zijn groepsgenoten vanwege de uitingen van boosheid door klager. De namens de directie aangevoerde argumenten in
samenhang met de incidenten rechtvaardigen de opgelegde maatregel van verblijf buiten de groep. Niet valt in te zien hoe in deze situatie met een minder ingrijpende maatregel had kunnen worden volstaan.
Opgemerkt wordt dat de maatregel lang heeft geduurd, maar voldoende aannemelijk is geworden dat alle mogelijkheden, ook uit het oogpunt van veiligheid voor de andere jongeren op de groep, bij de beslissing betrokken zijn.
Er is zorgvuldig en betrokken naar de situatie en de mogelijkheden gekeken.
Het beroep ten aanzien van onderdeel 1 zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Voor wat betreft de ontvankelijkheid ten aanzien van de onderdelen 2 en 3 wordt het volgende opgemerkt.
Zoals al eerder door de beroepscommissie is overwogen in haar uitspraak van 15 juli 2011, kenmerk 11/581/JZ en 11/656/JZ kan op grond van artikel 29y van de Wjz ten aanzien van een beslissing van de klachtencommissie ex artikel 29w, derde lid, Wjz
beroep worden ingesteld bij de beroepscommissie. Het niet toestaan van contact met de raadsman cq vertrouwenspersoon aan en het niet kunnen volgen van onderwijs door de jeugdige die in afzondering zit tijdens zijn gesloten plaatsing maakt in het
algemeen inbreuk op fundamentele rechten van de jeugdige. Aantasting van dergelijke rechten is volgens de Memorie van toelichting, blz. 15, immers alleen mogelijk voor zover dit voor de behandeling noodzakelijk is of om de veiligheid in de instelling
te
waarborgen.
Uit de blz. 15 en 17 van de Memorie van toelichting bij de Wjz - Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 644, nr. 3, volgt dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om in een geval waarbij inbreuk wordt gemaakt op een fundamenteel recht,
aan
deze burger een rechtsmiddel te onthouden. Dit brengt mee dat hoewel een beroepsmogelijkheid ten aanzien van het tijdens afzondering niet toestaan van contact met een raadsman/vertrouwenspersoon en het niet kunnen volgen van onderwijs niet expliciet in
de wettekst is opgenomen, aan klager wel het rechtsmiddel van beroep dient toe te komen. De beroepscommissie zal klager derhalve in het beroep ontvangen.

Ten aanzien van het opnemen van contact met de advocaat dan wel de vertrouwenspersoon wordt overwogen dat niet valt na te gaan op welke momenten klager contact heeft willen zoeken en het hem niet mogelijk werd gemaakt. Te meer nu ter zitting is
aangegeven dat er geen aanleiding is geweest op enig moment klager het contact met advocaat of vertrouwenspersoon te onthouden.
Wel is ter zitting aangegeven dat er één situatie bekend is waarbij klager om zijn advocaat gevraagd heeft, hem ook werd toegestaan contact te leggen, maar dat de groepsleiding vergeten is verdere actie te ondernemen terwijl dit wel had gemoeten.
Het beroep wordt op dit punt in zoverre dan ook gegrond verklaard en klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

Ten aanzien van het volgen van onderwijs wordt opgemerkt dat de school klager gelet op het incident niet terug wilde. De mogelijkheden voor individueel onderwijs zijn bekeken, maar niet haalbaar gebleken.
Het beroep zal ten aanzien dit onderdeel dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen 1 en 3 ongegrond en bevestigt de beslissing van de klachtencommissie in zoverre.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel 2 deels gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de klachtencommissie en verklaart de klacht dienaangaande alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt ter hoogte van € 10,= ten behoeve van een in overleg met de instelling nader te bepalen besteding.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, mr. E. Lucas en mr. drs. L.C. Mulder, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 27 maart 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven