Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3043/TA, 19 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3043/TA

betreft: [klager] datum: 19 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC de Pompestichting te Nijmegen, locatie Vught, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 6 september 2013 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Over-Amstel te Amsterdam, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker, gehoord.
Klagers raadsman, mr. R. Polderman, heeft schriftelijk bericht dat klager thans op de afdeling intensive care van het Jeroen Bosch ziekenhuis verblijft en hij heeft verzocht de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden.
Als toehoorder was aanwezig [...]bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de onjuistheden in de nadere toelichting op de maatregel van afdelingsarrest van 29 juni 2013.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag voor zover dit betrekking heeft op de nadere toelichting van de maatregel en het beklag gegrond verklaard omdat de maatregel van afzondering langer dan vier weken heeft geduurd
en klager geen schriftelijke mededeling van de verlengingsbeschikking was gegeven en klager een tegemoetkoming toegekend van € 10,00.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep van het hoofd van de inrichting richt zich tegen de beslissing van de beklagcommissie dat een maatregel van afzondering was voortgezet per 23 juli 2013 en dat klager ten onrechte geen verlengingsbeslissing daarvan is gegeven. In het verweer
van de inrichting van 29 juli 2013 is uiteengezet dat klager op 29 juni 2013 twee schriftelijke mededelingen van een beperkende maatregel zijn uitgereikt, namelijk van een afzondering en een van een afdelingsarrest. Laatstgenoemde had niet uitgereikt
hoeven worden daar klager feitelijk van 29 juni tot 23 juli 2013 in afzondering heeft verbleven. De door de inrichting op de zitting van de beklagcommissie gegeven mondelinge toelichting dat de maatregel van afzondering pas op 8 augustus 2013 is
opgeheven, was onjuist. Na onderzoek is geconstateerd dat het verweer van 29 juli 2013 de juiste feiten bevat. De maatregel van afzondering heeft geduurd tot 23 juli 2013 en op 23 juli 2013 is aan klager vervolgens de maatregel van afdelingsarrest
opgelegd. Van deze maatregel is aan klager op 23 juli 2013 ook een schriftelijke mededeling uitgereikt. Het afdelingsarrest heeft geduurd tot 8 augustus 2013.
De procedure is derhalve correct verlopen en het beklag dient ongegrond te worden verklaard.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager handhaaft zijn standpunt, zoals weergegeven op de zitting van de beklagcommissie. Klager heeft tot 8 augustus 2013 in afzondering verbleven, doch in de laatste fase van de afzondering zijn de uitsluitmomenten uitgebreid.

3. De beoordeling
Klagers raadsman heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep, omdat klager thans op de intensive care verblijft van het Jeroen Bosch ziekenhuis en hij nog geen contact met klager heeft kunnen krijgen.
Klager en zijn raadsman zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verslag dat van het horen ter zitting is opgemaakt en op 27 februari 2014 is de reactie van klagers raadsman ontvangen.
De beroepscommissie acht zich door de stukken en het onderzoek ter zitting voldoende ingelicht en zij wijst het verzoek van de raadsman om aanhouding van de behandeling van het beroep af.

Bij het beroepschrift zijn gevoegd de schriftelijke mededelingen van de afzondering van 29 juni 2013 en van het afdelingsarrest van 23 juli 2013. De beroepscommissie
is van oordeel dat op de grond van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk is geworden dat de afzondering op 23 juli 2013 is beëindigd en is overgegaan in een afdelingsarrest.

Tijdens de beklagzitting heeft klager gesteld dat de maatregel eerst op 8 augustus 2013 is beëindigd, daarmee te lang heeft geduurd en klager van een verlenging geen schriftelijke mededeling is uitgereikt.
Op 29 juni 2013 is aan klager de maatregel van afzondering opgelegd. Aan deze maatregel kwam een einde toen op 23 juli 2013 de maatregel van afdelingsarrest is opgelegd. Van de oplegging van deze maatregel is blijkens het dossier op 23 juli 2013 ook
een
schriftelijke mededeling aan klager uitgereikt. De beroepscommissie acht alles afwegend zowel de (aansluitende) oplegging van de maatregel van afdelingsarrest op 23 juli 2013 als de duur ervan, tot 8 augustus 2013, niet onredelijk of onbillijk.
De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren .

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep betreffende de klacht over de duur van de maatregel en het niet uitreiken van een (verlengings)mededeling gegrond, zij vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 19 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven