Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3350/GA, 14 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3350/GA

betreft: [klager] datum: 14 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 oktober 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 februari 2014, gehouden in voornoemde inrichting, is gehoord [...], directeur van genoemde inrichting.
Klager en zijn raadsman hebben schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het door de psycholoog van de inrichting niet direct gevolg laten geven aan de oproep om ter zitting van de rechtbank te verschijnen; en
b. het verstrekken van onjuiste informatie door het bureau selectie en detentiebegeleiding (BSD) aan de reclassering.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft besloten om de opgeroepen getuigen niet ter zitting van de rechtbank te laten verschijnen. Hierdoor heeft de procedure bij de
rechtbank vertraging opgelopen, wat heeft geleid tot uitstel van klagers vervroegde invrijheidsstelling. De directeur heeft besloten tot afgifte van een advies omtrent de vervroegde invrijheidsstelling van klager waarin onjuiste informatie was
opgenomen.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur stelt dat er geen sprake is van een beklagwaardig beslissing ten aanzien van het al dan niet ter zitting laten verschijnen van
opgeroepen getuigen. Het betreft geen beslissing die jegens klager is genomen. De directeur heeft van tevoren met de rechtbank afgestemd dat iemand anders namens de inrichting ter zitting zou verschijnen. Kennelijk is dat binnen de rechtbank niet goed
gecommuniceerd. Ten aanzien van de informatie die door het BSD aan de reclassering is verstrekt, heeft de directeur verklaard dat het BSD geen toezegging aan klager heeft gedaan omtrent het aanbrengen van correcties in het penitentiaire dossier van
klager. Uit het detentie- en Re-integratieplan blijkt dat klager op heterdaad is betrapt op het bezit van een mobiele telefoon. Er is voor de directeur dan ook geen reden om de informatie in het dossier te veranderen. Er is geen navraag naar dit
incident in de locatie Westlinge gedaan.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep als vermeld onder a.
Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde zich beklagen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.
De beroepscommissie oordeelt dat de beslissing van de directeur om de opgeroepen getuigen niet ter zitting te laten verschijnen, wat hier verder ook van zij, geen beslissing is jegens klager. Er is dus geen sprake van een beklagwaardige beslissing als
bedoeld in artikel 60 Pbw. De beklagcommissie heeft klager terecht niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard.

Ten aanzien van het beroep als vermeld onder b.
Het doorgeven van informatie aan de reclassering door medewerkers van het BSD gebeurt uit hoofde van hun functie. Deze verstrekking van informatie valt derhalve onder de verantwoordelijkheid van de directeur. Het verstrekken van mogelijk onjuiste
informatie kan dan ook worden toegerekend aan de directeur. Hiermee betreft dit een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60 Pbw. De uitspraak van de beklagcommissie zal dan ook worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk worden
verklaard in zijn beklag. Door de directeur is onweersproken gesteld dat het BSD geen toezeggingen aan klager heeft gedaan welke zien op het verwijderen dan wel herstellen van mogelijk onjuiste informatie in het penitentiaire dossier van klager. Nu de
beroepscommissie geen reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van de in dit dossier opgenomen informatie zal het beklag van klager op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel b., verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 14 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven