Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3739/GA, 14 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3739/GA

betreft: [klager] datum: 14 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 november 2013 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam, voor zover daartegen beroep is ingesteld

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.V. van der Bom, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur
van
de locatie De Schie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag luidt:
a. dat enkele voorwerpen die staan vermeld op de celinventarislijst niet in klagers cel aanwezig zijn (S2013-356);
b. dat klager door het personeel wordt belemmerd te eten en te drinken alvorens hij aan zijn (sport)activiteiten begint (S2013-367);
c. dat het klager niet wordt toegestaan een koelkast op zijn cel te hebben (S2013-372).

De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a. gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder b. en c. ongegrond
verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. en c.: niet alle voorwerpen die deel uitmaken van de standaard celinventaris waren in klagers cel aanwezig. Daarnaast ontbrak een koelkast in klagers cel. Klager heeft meermalen gevraagd een koelkast op
cel te mogen hebben, maar dit werd hem steeds geweigerd. Toen klager had besloten hierover een klacht in te dienen, mocht hij opeens wel een koelkast op cel. Klager heeft vijf maanden geen koelkast op zijn cel mogen hebben. Een afwijzing van een
redelijk verzoek van een gedetineerde om een bepaald voorwerp op cel te mogen hebben, moet worden gemotiveerd. De directeur heeft echter nooit concreet toegelicht waarom klager geen koelkast op cel mocht hebben. Niet valt in te zien op welke wijze een
koelkast een risico kan vormen voor de handhaving van de orde en/of de veiligheid in de inrichting. Klager heeft gedurende zijn detentie nooit voorwerpen naar personeelsleden gegooid. Gelet op het vorenstaande moet het beroep gegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b.: Nu klager geen koelkast op cel mocht hebben, beschikte hij niet zelf over producten die doorgaans voor het ontbijt worden gebruikt. Klager was derhalve aangewezen op de verstrekking van het ontbijt door
het personeel. Het is regelmatig voorgekomen dat de verstrekking van het ontbijt samenviel met het begin van klagers sportactiviteit dan wel het luchtmoment. Daardoor kon klager niet ontbijten voordat hij ging sporten. Om die reden heeft hij het
ontbijt
ook wel eens niet aangenomen. Klager wil geruime tijd voor aanvang van het sportmoment kunnen eten. Sporten met een volle maag is immers niet gezond.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. en c.: tijdens zijn detentie heeft klager meermalen zeer agressief gedrag vertoond. Klager heeft in de locatie De Schie op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG-afdeling) verbleven.
Gelet op zijn detentieverleden is ervoor gekozen in klagers cel zo min mogelijk voorwerpen te plaatsen. Bij goed gedrag kon het aantal voorwerpen waarover klager mocht beschikken, worden uitgebreid. Overigens is een aantal voorwerpen op de
celinventarislijst, zoals een asbak en een wc-borstelset, niet continu aanwezig op een cel. Deze voorwerpen kunnen worden verstrekt als een gedetineerde daarvan gebruik wil maken. Een koelkast maakt geen deel uit van de standaard celinventaris. Klager
heeft een verzoek ingediend om over een koelkast te mogen beschikken. De directeur heeft dit verzoek na afweging van alle in aanmerking komende belangen in eerste instantie afgewezen. Na een aantal maanden is in het multidisciplinair overleg besloten
dat klager een koelkast op cel mocht hebben. Deze beslissing heeft niets te maken met het feit dat klager een klacht had ingediend.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b.: klager heeft voldoende tijd om te ontbijten alvorens zijn activiteiten beginnen. De gedetineerden worden om 7.30 uur gewekt. De (sport)activiteiten beginnen om 8.15 uur. Het brood voor de ochtend wordt
de
middag tevoren al aan de gedetineerden uitgereikt. Op de afdeling staat een koelkast. Als klager voor het ontbijt gebruik wil maken van een product dat in de koelkast op de afdeling staat, kan hij het personeel hierom vragen. Het personeel zal dit dan
aan hem verstrekken.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. en b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot andere beslissingen kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat klager meerdere verzoeken heeft ingediend om een koelkast – die van inrichtingswege aan een
gedetineerde kan worden verstrekt – op cel te mogen hebben en dat de directeur die verzoeken op enig moment – onbekend is wanneer – heeft afgewezen.

Op grond van artikel 45, tweede lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde toestemming geven hem toebehorende voorwerpen, waarvan het bezit niet is verboden ingevolge het eerste lid, in zijn verblijfsruimte te plaatsen dan wel bij zich te hebben
voor zover dit zich verdraagt met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.
Uit de overgelegde celinventarislijst maakt de beroepscommissie op dat een koelkast geen onderdeel uitmaakt van de standaard celinventaris op de BPG-afdeling. Wel wordt een koelkast vermeld onder het kopje ‘Eventuele aanvullingen’, waaruit de
beroepcommissie afleidt dat de directeur kan beslissen dat een gedetineerde een koelkast op zijn cel krijgt. Voorts is het de beroepscommissie gebleken dat een koelkast niet wordt vermeld op de in artikel 4.5.1.1. van de huisregels opgenomen lijst van
‘Verboden voorwerpen’ en evenmin op de in artikel 4.5.1.2. van de huisregels opgenomen lijst van ‘Toegestane voorwerpen’.

Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur bij de beoordeling van de onderhavige verzoeken een gemotiveerde en kenbare belangenafweging diende te maken tussen enerzijds het belang van klager om een koelkast op cel te
hebben en anderzijds de belangen als vermeld in artikel 45, eerste en tweede lid, van de Pbw. In dit geval heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke belangenafweging aan de afwijzende beslissing
ten grondslag heeft gelegen. De enkele mededeling dat uit veiligheidsoverwegingen is bepaald dat klager geen koelkast op zijn cel mag hebben, kan de bestreden beslissing in redelijkheid niet dragen. De beroepscommissie zal daarom het beroep gegrond
verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu klager een acceptabel alternatief is geboden voor het bewaren van versproducten en/of andere beperkt houdbare levensmiddelen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. en b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 14 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven