Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0071/GB, 18 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/71/GB

Betreft: [klager] datum: 18 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A.J. Verploegh, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 januari 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 30 juli 2013 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Zwaag/Hoorn, alwaar hij op 28 februari is teruggekeerd van het PBC.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat het beleid om gedetineerden te plaatsen in de buurt van de rechtbank waar de vervolging plaats vindt geen dwingend beleid is. Het is ingegeven door het belang voor het openbaar ministerie om voorlopig gehechten snel te kunnen
transporteren naar zittingen en om de politie niet te ver te laten reizen voor eventuele verhoren van de verdachte. Doordat inmiddels de tussentijdse toetsing na dertig dagen is komen te vervallen, is het belang voor handhaving van dat plaatsingsbeleid
verminderd. Klager heeft contacten in en rond Den Haag. Ook is een van de ten laste gelegde feiten daar gepleegd. De keuze om klager niet in Den Haag maar voor de rechtbank Alkmaar te vervolgen, is arbitrair. Klager heeft er een belang bij dat hij
regelmatig wordt bezocht. De door de selectiefunctionaris overgelegde bezoekplanning geeft slechts een planning aan en niet de door verzoeker daadwerkelijk ontvangen bezoeken. Klager wordt vertegenwoordigd door een raadsman die kantoor houdt in Den
Haag. De afstand tussen het kantoor van de raadsman en de plaats waar klager is gedetineerd (Zwaag) vormt een ernstige belemmering van het vrij verkeer tussen raadsman en cliënt. Klager moet daarom alsnog worden overgeplaatst naar het h.v.b. van de
p.i.
Alphen aan den Rijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager wordt van een ernstig delict verdacht en is op 8 januari 2014 voor onderzoek overgebracht naar het Pieter Baan Centrum. Gebruikelijk is dat hij na ongeveer zes weken zal terugkeren naar de inrichting van herkomst. Klager is in het verleden bijna
altijd ingesloten geweest als vreemdeling zonder verblijfsrecht. Klager heeft, blijkens navraag bij de IND, thans geen verblijfsvergunning en verblijft illegaal in Nederland. Gelet daarop kan er vanuit worden gegaan dat de directeur van de locatie
Zwaag/Hoorn klager zal aanbieden voor selectie voor het Detentiecentrum Schiphol, welke locatie is aangewezen als inrichting voor strafrechtelijk preventief gehechte gedetineerden. Gelet op het vorenstaande ziet de selectiefunctionaris geen aanleiding
voor een gegrondverklaring van het beroep.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Klager wordt (strafrechtelijk) vervolgd bij de arrondissementsrechtbank te Alkmaar. Uitgangspunt bij de plaatsing van voorlopig gehechte gedetineerden is dat deze, gelet op het belang van een goede rechtsgang, worden geplaatst in een huis van
bewaring in het arrondissement waar de vervolging geschiedt. Van dat uitgangspunt kan onder omstandigheden worden afgeweken. De door en namens klager aangevoerde omstandigheden, te weten problemen inzakeklagers bereikbaarheid voor zijn bezoek en de
afstand die de raadsman moet afleggen om klager te bezoeken, zijn onvoldoende zwaarwegend om klager, in afwijking van het hiervoor geschetste beleid, te plaatsen in een h.v.b. in een ander arrondissement. Dat geldt temeer nu niet onvoorstelbaar is dat
klager op (relatief) korte termijn zal worden overgeplaatst naar een inrichting bedoeld voor de opvang van strafrechtelijkpreventief gehechte vreemdelingen.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven