Nummer: 14/55/GB
Betreft: [klager] datum: 18 maart 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.R.H. Meijer, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 januari 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting in het kader van een (zgn.) stapeltraject afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 13 december 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is positief bevonden bij een urinecontrole na terugkeer van verlof. Hij kan het aangetroffen THC-gehalte niet anders verklaren dan dat hij tijdens dat verlof een plakje spacecake moet hebben gegeten. Klager is toen, na het eten van die cake,
misselijk geweest. Klager gebruikt geen THC-bevattende middelen en heeft daar nooit positief op gescoord. Klager zou op 6 februari 2014 een aanvang maken met een opleiding bij het ROC te Nijmegen. Klager is van de betreffende uitslag erg geschrokken en
heeft een en ander met de directeur van de inrichting besproken. Klager is voor de aangetroffen THC niet gesanctioneerd en de directeur gaf aan positief te blijven adviseren. Ook de reclassering staat volledig achter klagers beoogde detentiefasering.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is met incidenteel verlof geweest. Op de laatste avond van dat verlof heeft klager, op zijn verjaardagsfeestje, een stukje cake aangeboden gekregen. Dit bleek, naar klager aangeeft, spacecake te zijn geweest. Klager heeft bij terugkeer in de
inrichting een urinecontrole ondergaan en daarbij werd een THC-gehalte van 3504 mmol/l aangetoond. Hiervoor is hem een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting opgelegd. De adviezen van het openbaar ministerie (OM), de politie en de inrichting
zijn
positief. Volgens het beleid binnen de sector gevangeniswezen is drugsgebruik een contra-indicatie voor plaatsing in een meer open setting. Overeenkomstig het landelijk geldende drugsontmoedigingsbeleid wordt een fasering dan drie maanden opgeschort.
Hierna kan de gedetineerde een nieuw verzoek doen. Klagers einddatum van detentie, te weten 3 december 2014, ligt nog zo ver in de toekomst, dat er volgens de selectiefunctionaris geen schadelijke gevolgen aan de afwijzing hoeven te zijn verbonden.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan €226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Onweersproken is dat klager, tijdens zijn laatste verlof, softdrugs heeft gebruikt. Uitgangspunt bij het gebruik van softdrugs is dat, behoudens zeer uitzonderlijke omstandigheden, daardoor eventuele doorfasering naar een minder beveiligd
regime
(tenminste) drie maanden wordt opgeschort. Weliswaar is door en namens klager aangevoerd dat hij – tijdens zijn verblijf in een z.b.b.i. en/of penitentiair
programma – een begin kan maken met een opleiding, maar die omstandigheid is onvoldoende zwaarwegend om van het hiervoor genoemde uitgangspunt af te wijken. Ook de omstandigheid dat OM, politie en de directeur positief hebben geadviseerd maakt dit
oordeel niet anders. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. L.M. Moerings, integenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 maart 2014
secretaris voorzitter