Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1399/GV, 12 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:12-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1399/GV

betreft: [klager] datum: 12 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 15 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 juli 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De verlofaanvraag wordt afgewezen op gronden die niet doorslaggevend kunnen zijn.Men beroept zich op een eerdere verlofaanvraag en stelt dat klager geen verantwoordelijkheid heeft voor zijn doen en laten. Er wordt gesteld dat klager een seksueel getinte brief naar een medebewoner heeft geschreven en klagervraagt zich af, als dat waar zou zijn, wat daar verkeerd aan zou zijn. Klager was gewoon gek op die jongen en dat wordt nu tegen hem gebruikt. Als je voor je geaardheid uitkomt, word je daarop afgerekend.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek wordt niet voor inwilliging vatbaar geacht omdat gezien de beschikbare informatie er geen enkel vertrouwen is in een goed verloop van het verlof.
Uit de stukken blijkt dat er sprake is van veelvuldige recidive. Bij een eerdere veroordeling wegens opzettelijke brandstichting kreeg klager naast een gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling van de regeringopgelegd. Klager ondergaat thans gevangenisstraf van vier jaren opgelegd voor onder meer het plegen van brandstichting. Het verloop van klagers detentie draagt een problematisch karakter. In verband met klagerspersoonlijkheidsproblematiek werd hij in de beginperiode van zijn detentie op een bijzondere zorg afdeling geplaatst. Na overplaatsing volgde een lange reeks van incidenten en verscheidene rapporten en doorplaatsing naar een bggafdeling van de gevangenis Nieuw Vosseveld. In juli 2001 is klager overgeplaatst naar het PSC te Den Haag naar de therapie-afdeling. Klager heeft meermalen bedreigingen geuit aan het adres van zijn ex-vriendin. Klager is gedwongenweggeplaatst vanaf de therapie-afdeling naar een andere unit omdat hij een medebewoner een seksueel getinte brief had geschreven. Dit heeft versterkt dat er geen enkel vertrouwen is in een goed verloop van een aan klager te verlenenverlof. Klager neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen handelen in deze maar verwijt de groepsleiding en het slachtoffer verantwoordelijk te zijn voor de ontstane situatie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Norgerhaven heeft zich onthouden van het uitbrengen van advies omdat klager daar nog te kort verbleef om een goed oordeel te geven over de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Arnhem heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie heeft aangegeven dat niet is gebleken van enig bezwaar tegen het verlenen van het verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk vier jaar met aftrek, wegens opzettelijke brandstichting, diefstal en vernieling, en een maand en vijf maanden. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks23 maart 2003. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenis van respectievelijk acht dagen, acht dagen en een dag te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Klager is eerder veroordeeld voor een soortgelijk delict tot een gevangenisstraf en ter beschikking gesteld. Tijdens de huidige detentie is klager in verband met persoonlijkheidsproblematiek op een bijzondere zorg afdelinggeplaatst, gevolgd door een overplaatsing naar een bgg-afdeling. Klager heeft een seksueel getinte brief gestuurd aan een medegedetineerde. Voorts heeft klager meerdere keren bedreigingen geuit naar zijn ex-vriendin.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Ministerniet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter,
mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 augustus 2002
l

secretaris voorzitter

Naar boven