Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3928/GA, 28 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3928/GA

betreft: [klager] datum: 28 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift
van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 22 november 2013 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting op een beklag van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door de kantoorgenoot van klagers raadsvrouw mr. M. de Reus en [...], plaatsvervangend
vestigingsdirecteur bij de p.i. Krimpen aan den IJssel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel in verband met het weigeren van een urinecontrole op 18 juli 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en ter zake (nog) geen tegemoetkoming toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de toentertijd geldende huisregel 6.3 van januari 2013 is niet opgenomen dat het mogelijk is om urine af te staan in de afzonderingscel onder cameratoezicht. In de huisregel staat dat de gedetineerde zich vier uur ophoudt in de afzonderingscel
totdat
hij kan produceren. Wanneer de gedetineerde zo ver is, laat hij dit weten via de intercom. Het produceren vond en vindt te allen tijde plaats onder direct visueel toezicht. Inmiddels vindt dit om praktische redenen plaats in de eigen verblijfsruimte.
Op
dit punt is de huisregel gewijzigd. De wijziging van de huisregel is begin februari 2013 door middel van een memo meegedeeld. De huisregel wijkt niet af van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen.
Het is niet de bedoeling dat klager onder cameratoezicht plast. Inmiddels is veel tijd verstreken is en valt niet meer na te vragen of dit daadwerkelijk is gebeurd.
De directeur gaat ervan uit dat het personeel volgens de regels werkt. Klager is coulant bejegend.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het lukt klager niet om onder direct visueel toezicht te plassen. Wanneer het niet lukte, werd hij naar de afzonderingscel gebracht en lukte het hem wel om onder cameratoezicht te plassen. Dit is meer dan één keer gebeurd. Als hij niet onder direct
visueel toezicht kan plassen, wordt hem nu telkens een disciplinaire straf opgelegd.
Niet voorstelbaar is dat het toezicht in de afzonderingscel direct visueel toezicht zou zijn. Personeel zou dan maximaal vier uur lang direct visueel toezicht op klager in de afzonderingscel hebben moeten uitoefenen.
Het was bekend in de inrichting dat klager niet onder direct visueel toezicht kon plassen.

3. De beoordeling
Uit de door de directeur bij het beroepschrift gevoegde toentertijd geldende huisregel 6.3, versie 1 januari 2013, volgt dat wanneer een gedetineerde op het moment van afname van een urinecontrole geen urine kan produceren maar dat wel wil, hij in
een
afzonderingscel wordt geplaatst onder toezicht en gedurende maximaal vier uur in de gelegenheid wordt gesteld om alsnog urine af te staan.

Door de directeur is aangegeven dat begin februari 2013 het beleid is veranderd in die zin dat indien een gedetineerde niet onder direct visueel toezicht kan plassen, hij niet meer in een afzonderingscel in de gelegenheid wordt gesteld om alsnog te
plassen, maar dat dit op de eigen cel geschiedt. Volgens de directeur is voor wat betreft het onder toezicht plassen met het nieuwe beleid niets veranderd. Ook in de huisregel 6.3 van 1 januari 2013 werd plassen onder cameratoezicht niet toegestaan en
vond dit plaats onder direct visueel toezicht.

Evenals in een eerder door klager ingesteld beroep kenmerk 13/1867/GA dat door de beroepscommissie op 3 oktober 2013 gegrond is verklaard, acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klager vóór de wijziging van het beleid door het personeel van
de inrichting wel werd toegestaan om in een afzonderingscel onder cameratoezicht te plassen. Zulks is destijds namens de inrichting ook erkend.

De beroepscommissie is van oordeel dat klager over de wijziging van beleid, die niet in de huisregels is opgenomen, maar via een memo en de kabelkrant is kenbaar gemaakt, onvoldoende deugdelijk is geïnformeerd en dat het gewijzigde beleid daardoor niet
aan klager kan worden tegengeworpen. De beslissing klager disciplinair te straffen is naar het oordeel van de beroepscommissie daarom niet redelijk. Zij zal derhalve het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie
bevestigen met wijziging van de gronden. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming van € 50,= toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, prof. dr. H.G. van de Bunt en ing. M.J. Mulders, leden, in tegewoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven