Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4079/GB, 18 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/4079/GB

Betreft: [klager] datum: 18 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. Lina, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 december 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing, de reactie van de selectiefunctionaris van 9 januari 2014 ontvangen op 5 maart 2014 en de op aanvraag van de beroepscommissie door de selectiefunctionaris opgevraagde informatie van de
locatie Roermond van 14 maart 2014.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de intrekking van de beslissing van 8 oktober 2013 om hem te plaatsen in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Roermond en aansluitend deel te laten
nemen aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 3 februari 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie Roermond. Op 16 oktober 2013 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van unit 7 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, waar een regime van
algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat de GRIP-informatie onbetrouwbaar is en dat hij nimmer gezegd heeft een persoon tijdens het weekendverlof te gaan opruimen. Klager is van mening dat, wanneer er informatie bij de inrichting zou zijn binnengekomen, deze informatie
afkomstig is van derden die er belang bij hebben dat aan klager geen regimaire verloven worden verleend. Het kan niet zo zijn dat derden een zodanige invloed hebben dat klager niet geplaatst kan worden in een z.b.b.i.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de selectiebeslissingen van 8 oktober 2013 en 16 oktober 2013 blijkt dat er bij het GRIP recentelijk informatie is binnen gekomen. Klager heeft uitlatingen gedaan waaruit blijkt dat hij tijdens zijn regimaire verloven voornemens is een persoon te
gaan opruimen. Een dergelijke uitlating is ernstig en risicovol waardoor een nieuw delict niet is uit te sluiten. Inmiddels is klager overgeplaatst naar de gevangenis van unit 7 van de p.i. Vught naar aanleiding van een steekincident waarvan klager het
slachtoffer was.

4. De beoordeling
Uit de GRIP-rapportage van 1 oktober 2013 blijkt dat er informatie bij het GRIP is binnengekomen waaruit blijkt dat klager voornemens is de heer J.E.H. H. “op te gaan ruimen” tijdens zijn regimaire verloven. De informatie wordt betrouwbaar geacht. Uit
informatie verkregen via de selectiefunctionaris van 14 maart 2014, van de locatie Roermond, blijkt dat de heer L.L.H. H. de zoon is van het slachtoffer van klager (J.E.H. H.) waarvoor klager thans gedetineerd zit. Uit de stukken blijkt ook dat klager
op 14 oktober 2013 in de locatie Roermond is gestoken door een medegedetineerde, de heer L.L.H. H. Naar aanleiding van deze informatie bestaat onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van klagers regimaire verloven. Gelet op het voorgaande kan de op
de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 18 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven