Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4216/GA, 18 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4216/GA

betreft: [klager] datum: 18 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mevrouw mr. K.G.L. Bovens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 december 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. K.G.L. Bovens om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het feit dat klager in detentie cannabis heeft gebruikt rechtvaardigt niet het vermoeden dat klager tijdens zijn verlof ook drugs zal gebruiken. De
opgelegde disciplinaire straf kan evenmin gelden als afwijzingsreden voor het verlof nu klager nog een beroepszaak heeft lopen ten aanzien van deze straf. De adviezen van de politie en het Openbaar Ministerie berusten op ondeugdelijke gronden. Klagers
belang bij een goede voorbereiding op zijn terugkeer dient zwaar te wegen. Klager werkt daar zelf hard aan door middel van het volgen van een studie. Klagers gedrag in de inrichting is goed.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft zij gesteld dat de vraag of de officier van justitie inhoudelijk een oordeel mag geven over de vraag of klager al in aanmerking komt voor resocialisatie via verlof, los
staat van de beoordeling van de door haar genomen beslissing tot afwijzing van het verzoek.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar en vier maanden met aftrek, wegens een woningoverval. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 27 augustus 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

De directeur heeft het verlof van klager afgewezen omdat klager op 25 september 2013 een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel heeft gekregen wegens vechten met een medegedetineerde en op 7 november 2013 drie dagen opsluiting
in
zijn eigen cel wegens een positieve urinetest op softdrugs. Gelet hierop bestaat het vermoeden dat het verlof van klager zal leiden tot drugsgebruik, aldus de directeur. De directeur heeft meegedeeld dat haar beslissing uitdrukkelijk niet berust op de
adviezen van de officier van justitie en de politie.

De beroepscommissie overweegt dat de opgelegde straffen, mede gelet op het Drugsontmoedigingsbeleid, een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Dat klager beroep heeft ingesteld
tegen de straf wegens het vechten met een medegedetineerde doet hieraan niet af. De beslissing van de directeur kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 18 maart 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven