nummer: 14/387/GV
betreft: [klager] datum: 17 maart 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.D. Kupelian, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 januari 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman voornoemd om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Eerst wordt aangegeven dat klager in aanmerking komt voor strafonderbreking. Twee weken later wordt hem medegedeeld dat hij hiervoor niet in aanmerking komt. Dit is een marteling voor iemand die vast
zit. Daarbij is de afwijzende beslissing kort en ongemotiveerd.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 16 januari 2014 is aan klager overeenkomstig zijn verzoek strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) toegekend. Op 22 januari 2014 ontving de selectiefunctionaris
informatie waaruit bleek dat klager eerder (op 7 augustus 2012) strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling was verleend en hij er daarom nu niet meer voor in aanmerking kwam omdat hij zich niet aan de voorwaarde had gehouden niet
terug te keren naar Nederland. Ook op 14 oktober 2013 heeft klager een verzoek om strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling ingediend, waarop op 17 oktober 2013 negatief is beslist. Deze beslissing is over het hoofd gezien.
De directeur van de penitentiaire inrichting Ter Apel heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek, wegens diefstal. Aansluitend dient hij gevangenisstraffen van in totaal 139 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke datum van invrijheidstelling valt op of omstreeks 1
augustus
2014.
Artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting bepaalt dat aan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft strafonderbreking voor onbepaalde tijd kan worden verleend. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde
verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. Uit de nota van toelichting bij dit artikel wordt duidelijk dat er redenen kunnen zijn die zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten. Hierbij moet gedacht worden aan
bijvoorbeeld
de belangen van slachtoffers en de mate waarin de rechtsorde was geschokt door het door de vreemdeling gepleegde delict. Ook kunnen lopende onderzoeken van politie en justitie zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten.
Uit de stukken is gebleken dat klager sinds 2008 bekend is bij justitie. Hij ondergaat thans de tweede van de vier opgelegde gevangenisstraffen. Hij is onder meer veroordeeld voor gebruik van een valse reispas en het feit dat hij als vreemdeling in
Nederland verbleef terwijl hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Klager heeft geen verblijfsrecht hier te lande. Aan klager is eerder, op 7 augustus 2012, strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling verleend. Op 22 augustus
2012 is klager uitgezet, maar nadat hij tegen de afspraak in toch weer naar Nederland was teruggekeerd, is hij op 16 juli 2013 weer aangehouden. Om die reden is op een later ingediend verzoek dan ook negatief beslist.
Dat er op 16 januari 2014 een positieve beslissing is genomen, terwijl voornoemde informatie bekend was of althans had dienen te zijn, is onzorgvuldig. De daarna, op basis van meergenoemde informatie genomen afwijzende beslissing kan echter, bij
afweging van alle in aanmerking komende omstandigheden, waaronder het gegeven dat klager van de voorwaarden die aan een in het kader van artikel 40a van de Regeling te verlenen strafonderbreking op de hoogte is, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 17 maart 2014.
secretaris voorzitter