Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4064/JA, 17 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4064/JA

betreft: [klager] datum: 17 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A. Bloemberg, namens

[...], geboren op 23 april 1993, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 november 2013 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Rentray te Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 januari 2014, gehouden in de j.j.i. Teylingereind te Sassenheim, is de [...], unitmanager bij de j.j.i. Rentray te Lelystad, gehoord.
Klagers raadsvrouw, mr. A.A. Bloemberg, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn om ter zitting van de beroepscommissie aanwezig te zijn en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Klager heeft aangegeven niet ter
zitting
te verschijnen.

De voorzitter van de beroepscommissie heeft medegedeeld dat het verzoek om aanhouding niet zal worden toegewezen, maar dat van hetgeen door de unitmanager ter zitting is verklaard een verslag zal worden opgemaakt welke aan partijen zal worden
toegezonden en waarop klagers raadsvrouw mag reageren. De directeur van de j.j.i. Rentray krijgt de gelegenheid op deze reactie te reageren.

Het verslag van het behandelde ter zitting is op 10 februari 2014 aan partijen toegezonden. Klagers raadsvrouw heeft op 19 en 21 februari 2014 gereageerd. Deze stukken zijn op 24 februari 2014 naar de directeur van de j.j.i. Rentray gezonden. Hierop is
geen reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de hoogte van de voorgestelde tegemoetkoming in verband met de beschadiging van kleding na een kamercontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Vast staat dat de inkt in de kleding van klager is gekomen tijdens zijn verblijf in de j.j.i. Rentray, hetgeen onder de zorgplicht van de directeur
geschaard kan worden. Vast staat ook dat de kleding niet schoon is geworden.
Klager meent dat de aangeboden vergoeding geen recht doet aan de waarde van de beschadigde kleding. Dat hij geen bonnen van de kleding heeft kan niet voor zijn risico komen. Klager is bezig een lijst op te stellen teneinde de waarde ervan aan te
tonen.

Door de unitmanager is – zakelijk weergegeven – verklaard dat de gereinigde kledingstukken aan klager zijn teruggegeven. Nadat klagers kamer was gestript zijn zijn spullen in een fouilleringzak gestopt. Deze zak is afgesloten. Niet duidelijk is hoe al
de vlekken op de kledingstukken gekomen zijn. Er zat blijkbaar een pen tussen de spullen.
De kleding is naar de stomerij gebracht. Een aantal kledingstukken is schoon teruggekomen, op een aantal kledingstukken was nog een vlek zichtbaar. De unitmanager legt 29 foto’s over van in totaal 13 kledingstukken. Deze foto’s zijn bij het verslag
gevoegd.
Alle kleding is aan klager teruggegeven, ook de kledingstukken met de vlekken erop. De kleding is maximaal een week weggeweest. Het is bij de inrichting niet bekend dat er kledingstukken zouden ontbreken.
Aan klager is een tegemoetkoming van € 150,= aangeboden voor de 13 kledingstukken met vlek erop. Bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming is rekening gehouden met de staat van de kleding (o.a. gaten in de kleding). Klager heeft het
aangeboden
bedrag niet geaccepteerd. De jongere van wie er minder kledingstukken vervuild waren heeft ook een lagere tegemoetkoming gekregen.

In reactie op hetgeen door de unitmanager is aangevoerd heeft klagers raadsvrouw in haar schriftelijke reactie een lijst overgelegd met de kledingstukken van klager die beschadigd waren alsmede de tijd dat hij deze al in zijn bezit had. De nieuwwaarde
van deze kleding is € 2738,90. Het door klager verzochte bedrag van € 1375,= is in aanmerking genomen de afschrijving dan ook meer dan redelijk.
Voorts is aangevoerd dat de bij het verslag gevoegde foto’s slechts een deel van de beschadigde kleding betreft. Vermoedelijk is dat de kleding die nog steeds in de j.j.i. Rentray ligt.
Zou worden uitgegaan van de kleding die op de overgelegde foto’s is weergegeven dan komt klager uit op een bedrag van ongeveer € 750,= à € 800,=. Klager zou dan een schadevergoeding van € 600,= redelijk vinden.

3. De beoordeling
Aan de orde is de vraag of de directeur de aan klager toegekende tegemoetkoming voor de beschadigde kleding in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
Hiertoe wordt overwogen dat uitgangspunt is dat de tegemoetkoming bedoeld is voor door een klager ondervonden ongemak en dat voor de vergoeding van geleden schade andere wegen openstaan, zoals een verzoek aan de directeur om de schade te vergoeden dan
wel een civiele vordering. Indien bij gegrond verklaarde klachten over vermissing en/of beschadiging van voorwerpen die aan een gedetineerde toebehoren de hoogte van de schade op eenvoudige wijze vastgesteld kan worden, ligt het echter voor de hand om

op verzoek van klager –, de schade mee te wegen bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming.

In het onderhavige geval staat vast, hetgeen ook wordt erkend, dat klager daadwerkelijk schade heeft geleden. Echter de omvang van de schade is niet eenvoudig vast te stellen.
Klager noemt in verschillende fases van de procedure andere kledingstukken, hij kan de waarde en de ouderdom van de kleding niet aantonen, en niet aannemelijk is geworden dat de beschadigde kleding in het geheel niet meer bruikbaar zou zijn.

De beroepscommissie kan zich gelet op vorenstaande verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 17 maart 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven