nummer: 13/4134/TA
betreft: [klager] datum: 14 maart 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 5 december 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, betreffende
a. de insluiting van klager gedurende het onderzoek in zijn verblijfsruimte c.q. het niet aanwezig mogen zijn van klager bij het onderzoek in zijn verblijfsruimte op 21 november 2013 en b. de fouillering van klager op 21 november 2013,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beklagrechter heeft klager met betrekking tot a. niet-ontvankelijk in het beklag verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Met betrekking tot b. is door de beklagrechter niet beslist.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. A.J. van der Velden om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt met betrekking tot a. dat het gedurende circa een uur insluiten van klager, terwijl een onderzoek in zijn verblijfsruimte werd verricht, geen beslissing betreft in de zin van artikel 56 of 57 van de Bvt en dat klager in
zoverre niet in het beklag kan worden ontvangen.
Met betrekking tot het niet aanwezig mogen zijn van klager tijdens een onderzoek in zijn verblijfsruimte overweegt de beroepscommissie dat geen algemene regel geldt dat verpleegden bij het onderzoek in hun verblijfsruimte niet aanwezig kunnen zijn.
Artikel 9.3 van de huisregels bepaalt dat verpleegden in beginsel aanwezig kunnen zijn bij een kamercontrole, tenzij gemotiveerd anders wordt beslist. In casu werd klager niet toegestaan om bij de kamercontrole aanwezig te zijn, omdat hij bij
terugkomst
op de afdeling niet wilde meewerken aan een fouillering. Klager kan, gelet op het bepaalde in artikel 56, eerste lid aanhef en onder e, van de Bvt worden ontvangen in het beklag. Gelet op klagers weigering om zich bij terugkeer op de afdeling te laten
fouilleren, overweegt de beroepscommissie dat de weigering van het hoofd van de inrichting om klager aanwezig te laten zijn bij het onderzoek in zijn verblijfsruimte niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
Voor wat betreft b. de fouillering van klager, op welk onderdeel niet door de beklagrechter is beslist, overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat daadwerkelijk sprake is geweest van een beslissing om klager in een sprekersruimte te
fouilleren. Zij kan derhalve klager niet ontvangen in dit onderdeel van het beklag.
Door klagers raadsvrouw is voor het eerst in beroep aangevoerd dat er op sommige momenten bij de fouillering een vrouwelijke medewerker aanwezig is en dat dit strijd oplevert met artikel 23, derde lid, van de Bvt. De beroepscommissie overweegt dat
deze
klacht geen onderdeel uitmaakt van het oorspronkelijke beklag zodat klager in deze klacht niet kan worden ontvangen.
2. De uitspraak
Met betrekking tot a. het niet aanwezig mogen zijn van klager tijdens een onderzoek in zijn verblijfsruimte vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter, ontvangt klager alsnog in het beklag, maar verklaart het beklag ongegrond.
Voor
het overige bevestigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van a., met wijziging van de gronden.
Voor wat betreft b. verklaart zij klager niet-ontvankelijk in het beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 maart 2014.
secretaris voorzitter