Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1226/JA, 8 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1226/JA

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 21 juni 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager, geboren op [1981],

gericht tegen een uitspraak d.d. 14 mei 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij het Justitieel Pedagogisch Centrum De Sprengen te Zutphen en Wapenveld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de jeugdinrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft vermissing van klager toebehorende kledingstukken, schoenen, cd’s en diploma’s, na zijn overplaatsing omstreeks februari 2002 vanuit de Rijksbehandelinrichting voor jeugdigen De Hunnerberg (verder: De Hunnerberg)te Nijmegen, afdeling RA2, naar de behandelafdeling Delta van het Forensisch Orthopedagogisch Centrum De Kolkemate (verder: De Kolkemate) te Zutphen.

De alleensprekende beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Hij kan zich niet verenigen met de niet-ontvankelijkverklaring van zijn klacht door de beklagrechter, omdat hij niet in verzuim was. Hij verwijst daartoe naar de schriftelijke verklaring van zijn coach van afdeling Delta van deKolkemate, de pedagogisch medewerkster J. Deze verklaring houdt in dat klager er niets aan kon doen dat zijn klacht zo laat bij de beklagcommissie is binnengekomen, omdat de klachtenbus van de inrichting kapot was, het klaagschriftdaardoor enige tijd heeft gelegen in het postvak van zijn coach en deze er te laat is achteraan gegaan waar zij het klaagschrift moest posten.
Hij verwijst voor de inhoudelijke kant van de zaak naar een uitvoerig verslag van twee functionarissen van afdeling Delta, waarin de activiteiten van de groepsleiding met betrekking tot het achterhalen van zijn eigendommen zijnweergegeven.
Klager stelt dat hij pas ongeveer zeven weken na zijn overplaatsing naar De Kolkemate de beschikking kreeg over de eigendommen die hij in De Hunnerberg bezat, behoudens over een paar witte Nike Max schoenen, een paar truien, een wittrainingspak merk Nike en ongeveer 30 cd’s. Ook heeft hij de diploma’s die hij tijdens verblijf in De Hunnerberg had behaald, 3 IVO-diploma’s en een timmerdiploma, niet toegestuurd gekregen. Zijn groepsleiders hebben meermalen omdeze zaken gevraagd bij diverse functionarissen van De Hunnerberg. Deze vragen hebben niet geleid tot toezending van de zaken door De Hunnerberg, althans tot ontvangst daarvan door klager.
Het standpunt van De Hunnerberg dat het klagers eigen schuld is dat hij de spullen is kwijtgeraakt, omdat hij destijds uit de Hunnerberg is weggelopen, vindt klager onredelijk.

De directeur van De Kolkemate stelt zich op het standpunt dat door deze inrichting alles is gedaan om de zoekgeraakte persoonlijke bezittingen van klager te achterhalen. Hij acht zich niet aansprakelijk voor de vermissing en is vanmening dat de verzendende instelling, de Hunnerberg, verantwoordelijk is voor de gang van zaken. Een tegemoetkoming zou eventueel door De Hunnerberg moeten worden toegekend, en niet door de Kolkemate.

3. De beoordeling
De jeugdige die beklag wil doen moet daartoe binnen een bepaalde termijn een klaagschrift indienen bij de beklagcommissie. De wet - artikel 66, 5e lid, Bjj - bepaalt daarover dat het klaagschrift uiterlijk moet worden ingediend opde zevende dag na die waarop de jeugdige kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij wil klagen. Een na deze termijn bij de beklagcommissie binnenkomend klaagschrift kan de beklagcommissie ook behandelen als zijredelijkerwijs niet kan oordelen dat de jeugdige in verzuim is geweest.
De beklagrechter heeft in klagers geval geoordeeld dat hij te laat in beklag is gegaan en heeft daarvoor geen rechtvaardiging kunnen vinden.
Dit oordeel kan in beroep niet in stand blijven, omdat voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk is geworden, uit de door klager in beroep overgelegde verklaring van zijn coach, dat klager tijdig beklag heeft willen doen, maardat de verzending van het klaagschrift naar de beklagcommissie vertraging heeft opgelopen door omstandigheden aan de kant van De Kolkemate. Onder deze omstandigheden kan de beroepscommissie redelijkerwijs niet oordelen dat klager inverzuim is geweest. Het beklag zal ontvankelijk worden verklaard en moet daarom alsnog in behandeling worden genomen.

Op grond van de informatie waarover zij thans beschikt acht de beroepscommissie het niet aannemelijk dat de door klager als vermist opgegeven zaken in De Kolkemate zijn aangekomen. Zij is met de directie van De Kolkemate van oordeeldat door deze inrichting voldoende is ondernomen om de bedoelde spullen bij De Hunnerberg te achterhalen. Het beklag zal, voorzover tegen de directie van De Kolkemate gericht, daarom ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie verstaat dat klager met zijn beklag tevens de directeur van De Hunnerberg aansprakelijk heeft gesteld voor de vermissing van de genoemde eigendommen en diploma’s en zal deze zaak voor de verdere inhoudelijkebehandeling in eerste aanleg verwijzen naar de beklagcommissie bij De Hunnerberg.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de beslissing van de beklagrechter. Zij verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag maar verklaart dit beklag, voorzover tegen de directeur van De Kolkemate gericht, ongegrond.
Zij verwijst de behandeling van het beklag, in de stand waarin de behandeling zich bevindt, naar de beklagcommissie bij De Hunnerberg.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, prof.dr. N.W. Slot en mr.R.H.J. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 8 augustus2002.

secretaris voorzitter

Naar boven