Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4356/GA, 7 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4356/GA

betreft: [klager] datum: 7 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.C. de Bruijn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 december 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager als gevolg van het tegenhouden van zijn detentiefasering naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) verloven heeft misgelopen.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Klager klaagt over het feit dat door beleidswijzigingen
voor hem niet langer de mogelijkheid tot plaatsing in een b.b.i. bestaat, terwijl hij daar wel voor in aanmerking komt. In een b.b.i. zou hij iedere vier weken verlof krijgen. In verschillende inrichtingen worden gedetineerden gecompenseerd voor de
gemiste verloven. In de locatie Zuid te Arnhem gebeurt dit niet.

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag nu geen sprake is van een beslissing van de directeur. De
directeur wil daarbij benadrukken dat klager zelf zijn verzoek tot plaatsing in een b.b.i. heeft ingetrokken, zodat hij een verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i./deelname penitentiair programma kon indienen.
De directeur heeft geen verlofaanvragen van klager afgewezen. Vanaf 16 maart 2014 komt klager in aanmerking voor algemeen verlof. Tijdens de zitting bij de beklagcommissie is aan klagers raadsman de mogelijkheid geboden aan te geven welke inrichtingen
compensatieverloven aanbieden. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie heeft hierbij in aanmerking genomen dat het feit dat klager door beleidswijzigingen
niet meer in aanmerking zou komen voor plaatsing in een b.b.i. geen door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing betreft. De klacht dat klager hierdoor verloven zou zijn misgelopen en dat deze in de locatie Zuid te Arnhem niet worden
gecompenseerd heeft naar het oordeel van de beroepscommissie betrekking op het algemeen in de inrichting geldende beleid. Hierover kan niet worden geklaagd, tenzij sprake is van strijd met een hogere regeling. Dit laatste is evenwel niet gebleken. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 7 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven