Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4359/GB, 4 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/4359/GB

Betreft: [klager] datum: 4 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.G.L. Bovens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 december 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 29 juli 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft de Cova-training niet afgerond omdat hij forse problemen had met enkele personen die eveneens deelnamen aan de Cova-training. Klager is enkele keren niet op de afspraken met de reclassering verschenen, maar heeft de gemiste afspraken
allemaal ingehaald. Het feit dat klager zich niet aan de afspraken heeft gehouden heeft ertoe geleid dat zijn voorwaardelijke invrijheidstelling is herroepen. Het is disproportioneel om klager niet te plaatsen in een z.b.b.i. en aansluitend deel te
laten nemen aan een p.p. Klager heeft zich tijdens zijn eerdere detentie en eerdere verloven aan de afspraken gehouden. Klager is gemotiveerd om aan zijn gedragsverandering te werken, gedraagt zich goed in de inrichting en houdt zich aan de afspraken
in
de inrichting. Door de reclassering is het risico op onttrekken aan de voorwaarden laag ingeschat. De politie en het Openbaar Ministerie hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof aan klager. In de uitspraak met kenmerk
13/1887/GA waarin de beroepscommissie op 20 augustus 2013 uitspraak heeft gedaan, heeft de beroepscommissie beslist dat de enkele omstandigheid dat iemand gedetineerd is in verband met de herroeping v.i. onvoldoende is om een verzoek tot algemeen
verlof
af te wijzen. Dit geldt eveneens voor het verzoek tot plaatsing in een minder beveiligde inrichting. Het feit dat er tot op heden niet gestart is met de interventies is niet aan klager te wijten. Het verhoogde recidiverisico kan derhalve niet aan
klager
worden tegengeworpen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers eerdere voorwaardelijke invrijheidstelling is herroepen omdat klager zich niet aan de afspraken met de reclassering heeft gehouden. Klager rijdt zonder rijbewijs, is gestopt met het volgen van de Cova-training, verschijnt niet op afspraken met
de reclassering, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en beschikt evenmin over een postadres. Klagers recidiverisico wordt hoog ingeschat. Er is geen vertrouwen in het feit dat klager zich aan de gestelde afspraken houdt.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres. In het derde lid van dit artikel wordt bepaald dat voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling tevens in
aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de
plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. In artikel 4 van de Pbw en hoofdstuk 3 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.4. Uit het selectieadvies van de p.i. Dordrecht van 12 december 2013 blijkt dat klager zich tijdens zijn eerdere voorwaardelijke invrijheidstelling niet aan de gestelde voorwaarden en afspraken heeft gehouden. Hiermee heeft klager laten zien zich
niet te houden aan de gestelde voorwaarden waardoor er geen vertrouwen bestaat in een goede afloop van klagers plaatsing in een z.b.b.i. en aansluitend deelname aan een p.p. Bovendien wordt klagers recidiverisico hoog ingeschat. Gelet op het voorgaande
kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 4 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven