Nummer: 14/140/GB
Betreft: [klager] datum: 3 maart 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 januari 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is niet verschenen op de zitting van de Raad van 3 februari 2014 om te worden gehoord. Klager heeft een afstandsverklaring getekend.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 11 januari 2007 gedetineerd. Op 3 oktober 2013 is hij overgeplaatst naar de BPG-afdeling van de locatie De Schie te Rotterdam. Op 11 december 2013 is hij overgeplaatst naar de BPG-afdeling van de p.i. Vught, waar een individueel regime
geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt zonder reden overgeplaatst te zijn van de BPG-afdeling van de locatie De Schie naar de BPG-afdeling van de p.i. Vught. Klager wordt verplicht om mee te werken aan een programma waar hij niets mee te maken heeft en waar hij ook niet aan mee
wenst te werken. Klager stelt dat zijn psychische toestand op de BPG-afdeling van de p.i. Vught verder achteruit gaat.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Nadat klager in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen te Den Haag een psycholoog heeft geslagen is klager overgeplaatst naar de BPG-afdeling van de locatie De Schie. Direct bij binnenkomst was klagers gedrag hier wisselend. Klager
heeft diverse spullen in zijn cel vernield, heeft voorwerpen naar buiten gegooid, gedraagt zich agressief naar het personeel en stelt de regels ter discussie.
Hij trapt voortdurend tegen zijn celdeur aan. Ondanks zijn gedrag lijkt klager in een groepje van twee personen redelijk te functioneren. Zijn gedrag verslechtert echter wanneer hij in een groepje van twee andere personen wordt geplaatst. Klager wil
niet luchten of recreëren en komt enkel zijn cel uit om te douchen en te bellen. Op de BPG-afdeling van de locatie De Schie is, samen met klager, gekeken wat de mogelijkheden waren om stappen vooruit te maken. Klager wilde zelf graag overgeplaatst
worden naar het PPC van de p.i. Vught. Er is geen PPC-indicatie voorhanden waardoor een overplaatsing naar het PPC van de p.i. Vught geen mogelijkheid is. Overplaatsing naar de BPG-afdeling van de p.i. Vught is wel een optie en dit is ook met klager
besproken. De groepjes op de BPG-afdeling van de p.i. Vught zijn groter waardoor gekeken kan worden of klager in grotere groepjes zonder problemen kan functioneren. Hierna kan bekeken worden of klager eventueel overgeplaatst kan worden naar een regime
van algehele gemeenschap. Een overplaatsing naar de p.i. Vught lijkt een goede stap om de neerwaartse spiraal waar klager zich in bevindt te keren en om aan zijn wens om overgeplaatst te worden naar de p.i. Vught te voldoen.
4. De beoordeling
4.1. De BPG-afdeling van de p.i. Vught is een inrichting, zowel een gevangenis als een huis van bewaring, voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Met zijn gedrag in het PPC Scheveningen en zijn gedrag op de BPG-afdeling van de locatie De Schie veroorzaakt klager een beheersrisico in de inrichting, waardoor de veiligheid van het personeel en klagers medegedetineerden niet kan worden
gegarandeerd. Klagers gedrag rechtvaardigt een plaatsing op een BPG-afdeling. Klager kan op de BPG-afdeling van de p.i. Vught laten zien dat hij in staat is te functioneren in groepjes van vier of zes personen, waarna bezien kan worden of klager
eventueel overgeplaatst kan worden naar een regime van algehele gemeenschap. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 3 maart 2014
secretaris voorzitter