Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3923/GB, 3 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/3923/GB

Betreft: [klager] datum: 3 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 november 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 6 november 2013 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Breda.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Voor klagers vader en moeder, twee broertjes en 2 kinderen is het lastig om klager te bezoeken. Klagers ouders zitten in de schuldsanering. Zij moeten van €80, = per maand rondkomen met vier kinderen en 2 volwassenen. Klagers familie woont in
Dordrecht,
tien minuten van de p.i. Dordrecht vandaan. Klager heeft zijn familie al vier weken niet gezien. Het zien van zijn familie is erg belangrijk voor klager. Klager woont zelf in Dordrecht en de reclassering en zijn dokter bevinden zich eveneens in
Dordrecht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Gedetineerden worden omwille van de transportkosten en de beschikbaarheid voor de rechtsgang zoveel mogelijk geplaatst binnen het arrondissement van vervolging. Slechts in bijzondere omstandigheden wordt hier een uitzondering op gemaakt. Er dient dan
sprake te zijn van een voldoende sociale en/of medische indicatie die onderbouwd is door een verklaring van een deskundige. In klagers geval is er geen aanleiding om een uitzondering te maken. Bezoekproblemen zijn inherent aan een detentiesituatie.
Klager heeft daarnaast aangegeven zich onveilig te voelen en bedreigd te worden in het h.v.b. van de p.i. Breda maar bij het etagepersoneel is hier niets over bekend.

4. De beoordeling
Uit telefonische informatie is gebleken dat klager recentelijk in eerste aanleg is
veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). De p.i. Dordrecht heeft geen bestemming als inrichting voor stelselmatige daders. Dit betekent dat klager niet (alsnog) in de p.i. Dordrecht kan worden geplaatst.
Gelet hierop kan de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat klager gelet op de door hem aangevoerde argumenten over zijn bezoek er belang bij kan hebben te worden geplaatst in een inrichting in de buurt van Dordrecht. Klager stelt onweersproken dat hij in de p.i.
Breda geen bezoek van zijn familie heeft ontvangen. In de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris wordt overwogen dat er onvoldoende celcapaciteit in Rotterdam aanwezig is. Voor zover de selectiefunctionaris hiermee heeft willen aangegeven ook
alternatieven voor een plaatsing in de p.i. Dordrecht te hebben overwogen, is hierbij geen rekening gehouden met klagers recente veroordeling tot een ISD-maatregel. De beroepscommissie geeft de selectiefunctionaris derhalve in overweging te bezien of
klager alsnog in aanmerking kan komen voor plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders dicht bij Dordrecht.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 3 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven