nummer: 13/3484/GA
betreft: [klager] datum: 28 februari 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.N. Ritzer, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 30 september 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is eerst gehoord klagers raadsman mr. T.N. Ritzer.
Klager, die niet eerder naar de zitting kon worden gebracht, is na het vertrek van zijn raadsman op een later tijdstip ter zitting gehoord. Hij heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het horen buiten aanwezigheid van zijn raadsman.
De directeur van p.i. Amsterdam Over-Amstel is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het te laat uitreiken van een schriftelijke mededeling met betrekking tot een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv ingaande op 31 juli 2013.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft twee dagen lang in onzekerheid verkeerd over de aan hem opgelegde straf. De schriftelijke mededeling moet binnen 24 uur worden uitgereikt. Aanvankelijk is klager gezegd dat hem een disciplinaire straf van drie dagen was opgelegd.
Vervolgens
zei de directeur hem dat er een foutje was gemaakt en werd hem een straf van vijf dagen opgelegd. Klager is toen gaan schelden. Hij wil een tegemoetkoming.
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Door klager is gesteld dat de oplegging van een disciplinaire straf die is ingegaan op 31 juli 2013 hem pas op 2 augustus 2013 schriftelijk is meegedeeld. Uit de schriftelijk mededeling volgt dat het door klager gestelde juist is.
Nu de schriftelijke mededeling niet onverwijld aan klager is uitgereikt, is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw en zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie
vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 5,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, prof. dr. H.G. van de Bunt en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 februari 2014
secretaris voorzitter