Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3758/GA, 28 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3758/GA

betreft: [klager] datum: 28 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Lieftink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 november 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. J.J. Lieftink en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Krimpen aan den IJssel
[...].

Klagers raadsman heeft meegedeeld dat klager er de voorkeur aan geeft niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel in verband met het uit het raam gooien van contrabande.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit het e-mailbericht van 16 januari 2014, dat is nagezonden, volgt dat de rapporteur via de monitor heeft waargenomen dat klager iets uit het raam zou hebben gegooid. Dit is nieuw. Vraag is hoe het zicht is en hoe betrouwbaar een dergelijke waarneming
is. Vraag is of de beelden zijn opgenomen en bewaard zijn gebleven. Klager stelt dat hij niets uit het raam heeft gegooid. Dit is voor hem lastig om aan te tonen. Misschien kunnen de beelden achterhaald worden? De rapporteur zou zich kunnen vergissen.
In de schriftelijke mededeling staat dat klager bij het horen door de directeur niet wilde verklaren. Dit is niet juist. Klager heeft direct aangegeven dat hij het niet heeft gedaan.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
Door een personeelslid is duidelijk geconstateerd dat klager contrabande uit het raam gooide die door de medegedetineerde Z. is weggemoffeld in zijn sok. Er is acht gram hasj bij de medegedetineerde aangetroffen. Klager wilde bij het horen door de
directeur niets zeggen. De raadsman stelt ter discussie of de collega-directeur de waarheid heeft vermeld in de schriftelijke mededeling. Zij heeft duidelijk genoteerd dat klager niet wilde verklaren. Camerabeelden worden niet standaard opgeslagen. Bij
een heel duidelijk geval van twijfel worden beelden gedurende een bepaalde termijn opgeslagen. Nagegaan kan worden of de onderhavige beelden zijn opgeslagen.

3. De beoordeling
De raadsman heeft verzocht na te gaan of camerabeelden zijn opgeslagen.
De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken en de behandeling ter zitting voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst dit verzoek af.

Uit de nadere toelichting van het afdelingshoofd van 16 januari 2014 volgt dat de rapporteur Op ’t H. vanuit de meldkamer op een monitor heeft waargenomen dat klager op contrabande gelijkende substantie uit het raam naar beneden gooide. Bij een
medegedetineerde die de contrabande opraapte, is vervolgens hasj aangetroffen.

De beroepscommissie is van oordeel dat de verdenking jegens klager zoals vermeld in de stukken voldoende concreet en onderbouwd is. Daarbij komt dat klager bij het horen door de directeur voor de oplegging van de straf niets heeft willen zeggen. Dat
dit
laatste niet juist zou zijn, acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden. De directeur heeft aldus in redelijkheid kunnen beslissen tot de disciplinaire straf. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de
beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, prof. dr. H.G. van de Bunt en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven