Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0154/GB, 4 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/154/GB

Betreft: [klager] datum: 4 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. Plas, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 januari 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 5 oktober 2006 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Torentijd te Middelburg. Op 30 maart 2012 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein, waar een regime van
algehele
gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft zich niet van zijn wettelijke taak gekweten nu niet is gebleken dat hij zijn beslissing inhoudelijk heeft heroverwogen. De selectiefunctionaris is niet ingegaan op de gronden zoals deze in bezwaar zijn aangevoerd. De
reclassering heeft pas in een zeer laat stadium de opdracht gekregen om een advies uit te brengen omtrent klagers deelname aan een p.p. Klager had hier echter in maart 2013 al om verzocht. Ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres is sprake
geweest van een misverstand. Zowel van de reclassering als van het bureau selectie-en detentiebegeleiding (b.s.d.) had verwacht mogen worden dat zij enige inspanningen zouden verrichten ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres. Dit is
echter niet gebeurd en evenmin hebben zij klager op de hoogte gehouden van de omstandigheden. Sommige vragen zijn bij het opstellen van het reclasseringsrapport onbeantwoord gebleven. Dit is echter niet van belang voor het opstellen van een
penitentiair
programma. Het lijkt erop dat de reclassering geen enkele moeite heeft gedaan voor het opstellen van een deugdelijk rapport en voor het opstellen van een penitentiair programma. Klager verblijft al zeven jaar in detentie en tijdens zijn deelname aan
een
p.p. kan hem hulp worden geboden bij het vinden van werk en/of het aanvragen van een uitkering. Dit wordt klager ten onrechte onthouden. Klager heeft aangegeven dat het reclasseringsadvies niet met hem besproken hoefde te worden. De reclassering heeft
aangegeven het reclasseringsadvies desondanks toch met klager te bespreken indien dit nodig bleek te zijn. Klager wordt verdacht van het plegen van fraude bij een urinecontrole. In de strafbeschikking staat niet vermeld dat dit een tijdelijke stop van
klagers fasering betekent. In maart 2013 heeft klager om fasering verzocht. Dit is door de directeur van de p.i. Nieuwegein afgewezen zonder dat hij advies bij de reclassering had ingewonnen. Op 1 augustus 2013 is, door de directeur van de p.i.
Nieuwegein, pas de juiste weg ingezet, waardoor de tijdelijke stop al heeft plaatsgevonden. Klagers bezwaar gericht tegen de vertraging bij het b.s.d. bij de p.i. Nieuwegein is op 20 februari 2014 gegrond verklaard. Klager verzoekt om een
tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om deelname aan een p.p. Zijn verzoek is afgewezen en hiertegen is klager in bezwaar gegaan. Tegen de afwijzing van klagers verzoek staat beroep open. Ondanks dat klager beroep had moeten instellen, is er een beslissing op bezwaar
genomen. Bij het nemen van de beslissing op bezwaar is contact gezocht met de directeur van de p.i. Nieuwegein om te informeren naar de actuele stand van zaken. De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft medegedeeld dat klager gerapporteerd is voor het
frauderen bij een urinecontrole. Het plegen van fraude heeft tot gevolg dat klager tijdelijk niet kan doorfaseren. De reclassering heeft het reclasseringsadvies met betrekking tot klagers eventuele deelname aan het p.p. met klager willen bespreken. In
dit gesprek zou ook de stand van zaken met betrekking tot het verlofadres met klager zijn besproken. Klager heeft hier echter van afgezien. Voor deelname aan een p.p. is het noodzakelijk dat er een reclasseringsadvies voorhanden is. Gelet op de
beschikbare informatie is de reclassering niet in staat gebleken een invulling aan het penitentiair programma te geven. Klager beschikt niet over een goedgekeurd verlofadres terwijl dit een essentiële voorwaarde is voor deelname aan een p.p.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Uit het selectieadvies van de p.i. Nieuwegein van 14 november 2013 en het reclasseringsadvies van 29 oktober 2013 blijkt dat klager niet beschikt over een goedgekeurd verlofadres. Ingevolge artikel 7, derde lid, onder e, van de Pm is voor
deelname aan een p.p. vereist dat klager beschikt over een aanvaardbaar verlofadres.
Bovendien is de reclassering niet in staat gebleken om invulling te geven aan het penitentiair programma. Op grond van artikel 5, eerst lid, van de Pm dient een penitentiair programma een invulling te hebben van minimaal 26 uur per week. Zolang er geen
reclasseringsrapport aanwezig is waarin is aangegeven op welke manier invulling wordt gegeven aan het dagprogramma, kan klager niet deelnemen aan een p.p. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen namens klager in beroep is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 4 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven