Nummer : 13/2124/SGA
Betreft : [klager] datum: 9 juli 2013
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. K. Blonk, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 21 juni 2013, inhoudende de oplegging van een aantal
toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst).
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 23 juni 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 9 juli 2013.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. De toezichtmaatregelen zijn opgelegd omdat er – gezien in het licht van verzoekers plaats en status op de GVM-lijst en het korte
verblijf
in de inrichting – vooralsnog onvoldoende inzicht is in het gedrag van verzoeker. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan die motivering, zeker nu de directeur heeft aangegeven maandelijks te zullen beoordelen of en in hoeverre de aan
verzoeker
opgelegde toezichtmaatregelen moeten voortduren, de bestreden beslissing dragen en is er vooralsnog sprake van een voldoende belangenafweging. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 juli 2013.
secretaris voorzitter