nummer: 13/4266/GV
betreft: [klager] datum: 3 februari 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 december 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat hij in verhouding tot het gepleegde delict al te lang heeft gezeten en daarom recht heeft op strafonderbreking.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gelet op de negatieve adviezen van het Openbaar Ministerie en de inrichting en het feit dat er nog een schadevergoeding open staat is beslist tot afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking. Klager heeft zijn beroep niet nader gemotiveerd.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Ter Apel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op het negatieve advies van het Openbaar Ministerie.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven dat de ernst van het gepleegde delict zich niet verdraagt met een verkorting van het door de rechtbank uitgesproken vonnis.
3. De beoordeling
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar wegens skimmen. Tevens is hem een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting bepaalt dat aan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft strafonderbreking voor onbepaalde tijd kan worden verleend. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde
verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. Klager heeft aangegeven bereid te zijn om Nederland te verlaten en terug te keren naar zijn land van herkomst.
Uit de nota van toelichting bij dit artikel wordt duidelijk dat er redenen kunnen zijn die zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld de belangen van slachtoffers en de mate waarin de
rechtsorde
was geschokt door het door de vreemdeling gepleegde delict. Ook kunnen lopende onderzoeken van politie en justitie zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten.
De beroepscommissie stelt vast dat klager voldoet aan de in artikel 40a van de Regeling genoemde voorwaarden. Uit de inrichtingsrapportage blijkt dat de Dienst Terugkeer en Vertrek een kennisgeving van mogelijk vertrek uit Nederland heeft afgegeven.
Klager kan gelet hierop dan ook in beginsel voor strafonderbreking in aanmerking komen. Het delict waarvoor klager is veroordeeld is, hoezeer ook dit delict schade heeft aangericht bij de slachtoffers, niet van dien aard dat dit een strafonderbreking
als hier bedoeld in de weg zou staan. Uit de inrichtingsrapportage blijkt, dit wordt niet betwist, ook dat aan klager ook een schadevergoedingsmaatregel ter grootte van € 116,48 zou zijn opgelegd. Deze is niet van een dusdanige omvang dat hij aan een
strafonderbreking in de weg staat.
De beslissing van de Staatssecretaris is gelet op vorenstaande onvoldoende onderbouwd en het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal de bestreden beslissing vernietigen en de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing
te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken. Zij ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 februari 2014.
secretaris voorzitter