nummer: 13/3459/TA en 13/3867/TA
betreft: [klager] datum: 21 februari 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen uitspraken van 14 oktober 2013 en 18 november 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 7 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd behandeling en bedrijfsvoering, en [...], juridisch
medewerker. Als toehoorder was klagers begeleider [...] aanwezig.
Klagers raadsman mr. S.O. Roosjen heeft schriftelijk bericht niet ter zitting aanwezig te zijn.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a de betalingen door de bewindvoerder en het geen gehoor geven aan schadeclaims van klager (13/3459/TA)
b het betalen van incassokosten van de NS door toedoen van de maatschappelijk werkster van de inrichting (13/3867/TA).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a en het beklag onder b ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft problemen met de inrichting en justitie die alsmaar niet worden opgelost. Hij verwijst naar eerdere beroepszaken, zoals 13/2279/TA, 12/3655/TA,
12/3807/TA, 12/3811/TA, 13/964/TA en 13/1433/TA. Om die reden dient hij daarover nieuwe klachten in bij de beklagcommissie en beroepen bij de beroepscommissie, omdat die instanties er zijn om zijn klachten op te lossen. Hij wil dat de beklag- en/of de
beroepscommissie De Kijvelanden vanwege machtsmisbruik aanpakt, omdat het hem niet lukt de inrichting voor de rechter te brengen. Klager is destijds ten onrechte teruggeplaatst in de inrichting en heeft daardoor schade geleden die vergoed dient te
worden. Hij wil weg uit de inrichting die hem te gronde richt. Ook de bewindvoerder en de maatschappelijk werkster moeten wegens machtsmisbruik worden aangepakt. Door toedoen van de maatschappelijk werkster heeft hij € 40,= aan incassokosten moeten
betalen. Zolang het machtsmisbruik niet wordt aangepakt, houdt de inrichting zijn NS-pas vast, alsook zijn post, waardoor hij geblokkeerd staat als hij wil reizen. Hij is € 25.000,= aan pensioengeld kwijt, doordat hij destijds van De Koepel zijn
spullen
niet mocht ophalen. Klager wenst ook daarvoor een oplossing.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichting heeft wat betreft de incassokosten correct gehandeld om de kosten voor klager niet verder te laten oplopen. Klager
ziet dat niet in vanwege zijn beperkingen, zijn intelligentie en zijn waanstoornis. Klager voelt zich voortdurend tekort gedaan, belogen en bestolen. Hij is daarin niet te corrigeren en dient veel klachten daarover in. Klager krijgt nu dwangmedicatie
in
de hoop dat dit zijn toestandsbeeld zal verbeteren. Klager is nu iets rustiger, maar gaat nog steeds tegen van alles in beklag.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 56 Bvt kan uitsluitend beklag worden ingediend tegen in dat artikel genoemde beslissingen van het hoofd van de inrichting jegens een verpleegde.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder a op de grond dat het beklag onvoldoende nauwkeurig is omschreven. De beroepscommissie is van oordeel dat, waar klager zich in zijn klaagschrift beklaagt over het zonder zijn
toestemming ‘grasduinen’ in zijn eigendom, over vermissingen en over het buiten het boekje gaan van de staf, er voldoende aanleiding bestond om klager in eerste aanleg schriftelijk of ter zitting om verduidelijking van zijn klachten te vragen teneinde
daarop een inhoudelijke beslissing te kunnen nemen.
Nu de beklagrechter dat niet heeft gedaan, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en doen wat de beklagrechter had behoren te doen.
In beroep heeft klager, mede onder verwijzing naar uitspraak 13/2279/TA van de beroepscommissie, duidelijk aangegeven waar het hem om gaat: zaken die niet zijn opgelost en alsnog opgelost moeten worden, zoals het geen vergoeding krijgen voor onkosten
die klager destijds bij terugkeer in de inrichting vanuit een zelfstandige woning heeft moeten maken, het zonder zijn toestemming voeren van een rechtszaak over zijn woningen en het verrichten van betalingen aan derden door klagers bewindvoerder. Hij
heeft ook verwezen naar andere beroepszaken.
Vast staat dat de beklagrechter deze klachten eerder heeft behandeld en klager daarin niet-ontvankelijk heeft verklaard. In beroep 13/2279/TA en andere beroepszaken heeft de beroepscommissie die beslissing van de beklagrechter bevestigd.
Nu klager in het onderhavige beklag en beroep opnieuw deze klachten heeft ingediend, kan klager daarin niet worden ontvangen, omdat hij dezelfde klachten waarop al in hoogste instantie is beslist niet meermalen kan voorleggen. De voorzitter van de
beroepscommissie heeft klager ter zitting verscheidene keren geprobeerd uit te leggen dat de beklag- en beroepscommissie op grond van het beperkte beklagrecht van de Bvt - waaronder alleen tegen een beperkt aantal beslissingen van het hoofd van de
inrichting jegens klager beklag openstaat - geen oplossing voor deze klachten kunnen bieden en dat het daarom geen zin heeft deze klachten steeds weer opnieuw voor te leggen. De voorzitter van de beroepscommissie heeft eveneens uitgelegd dat het geen
zin heeft uitspraken van de beroepscommissie in dit soort zaken naar de Raad terug te sturen met de opmerking dat klager alsnog een oplossing wenst. Op dergelijke brieven zal in het vervolg dan ook niet meer worden gereageerd, zo heeft de voorzitter
aan
klager voorgehouden.
Met betrekking tot het beklag onder b. staat vast dat klager, hoewel hij in de veronderstelling was dat hij juist had gehandeld, op foutieve wijze kosten voor de verlenging van zijn NS-abonnement heeft willen voldoen. Als gevolg daarvan zijn hem € 40,=
aan incassokosten opgelegd, die na uitleg door de maatschappelijk werkster aan klagers bewindvoerder door laatstgenoemde zijn betaald om verdere kosten voor klager te voorkomen. Na uitleg van klager aan de NS zijn hem de incassokosten kwijtgescholden
en
is het bedrag van € 40,= teruggestort.
Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de maatschappelijk werkster van de inrichting niet verantwoordelijk worden gehouden voor het totstandkomen van de incassokosten en de beslissing van de bewindvoerder om die kosten te betalen. De
omstandigheid
dat de maatschappelijk werkster in klagers belang de bewindvoerder heeft verzocht de incassokosten te voldoen om verdere schade voor klager te beperken, kan niet tot een ander oordeel leiden. Klager kan om die reden niet in het beklag onder b worden
ontvangen.
De beroepscommissie herhaalt , zoals hierboven aangegeven, dat van haar kant geen reactie zal volgen als klager deze uitspraak terugstuurt met de opmerking dat hij alsnog een oplossing wenst. De beroepscommissie kan krachtens de Bvt klager immers niet
de door hem gewenste oplossing bieden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraken van de beklagrechter en verklaart klager niet-ontvankelijk in het beklag onder a en b.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 februari 2014.
secretaris voorzitter