Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3041/GA, 6 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3041/GA

betreft: [klager] datum: 6 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 september 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 december 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman voornoemd, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en [...], juridisch medewerkster, beiden verbonden aan de p.i.
Amsterdam Over-Amstel.
Klager heeft schriftelijk laten weten, hoewel voor zijn vervoer naar de zitting was zorg gedragen, niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het zoekraken van twee truien en een joggingbroek, verzorgingsspullen en boodschappen ter waarde van € 80,= à € 90,= na het ontruimen van zijn cel in verband met een overplaatsing.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 29 januari 2013 opnieuw aangehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel en direct overgebracht naar het politiebureau. Twee uur later werden de door hem bestelde houdbare boodschappen op zijn cel in de p.i. geleverd. Twee dagen later werden
de
verse boodschappen geleverd in de p.i. De goederen hadden niet geaccepteerd moeten worden aangezien klager al weg was. De kosten voor de spullen zijn wel van zijn rekening afgeschreven.
Zijn raadsman heeft daaraan toegevoegd dat klager in de gelegenheid gesteld had moeten worden zelf zijn cel uit te ruimen of dat in zijn aanwezigheid te laten gebeuren. Uit de stukken valt alleen af te leiden wat er door klager is ingevoerd. Niet
duidelijk is waar de nazending vandaan kwam.

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is gelicht. Later die dag zijn er boodschappen geleverd en op zijn cel geplaatst. De houdbare producten zijn teruggestuurd naar de winkel. Klager had € 66,57 teruggestort moeten krijgen. Dit zal alsnog worden overgeboekt.
Ten aanzien van de kleding wordt gesteld dat klager op 2 januari 2013 kleding heeft ingevoerd. Niet geregistreerd wordt wat een gedetineerde op dat moment aan heeft. Waar op de ene lijst een trainingsbroek vermeld staat kan sprake zijn van een
joggingbroek. Een verschil in omschrijving kan tot verwarring leiden. Daarbij wordt niet geregistreerd welke goederen van een gedetineerde stuk gaan of op enigerlei wijze weg raken. De nazending betreft de spullen van klager die nog in de fouillering
zaten.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de door de winkel geleverde en door klager betaalde goederen wordt overwogen dat in de huisregels is opgenomen dat indien een bestelling is gedaan en de goederen worden geleverd, nadat een gedetineerde is uitgeplaatst, de
verswarenbestelling niet wordt geleverd maar teruggestuurd en het bestede geld niet wordt teruggestort op de rekening-courant.
In het onderhavige geval is wel aangegeven dat een deel hiervan zou zijn teruggegeven. Indien die goederen in het verkeer zouden zijn gebracht, zou er reden zijn hiervoor een vergoeding te geven. Nu er in dit geval niet meer is vast te stellen wat er
met deze producten is gebeurd, zal het beroep op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de houdbare producten is door de directie ter zitting aangegeven dat de goederen zijn teruggestuurd naar de winkel en dat de rekening-courant van klager gecrediteerd had moeten worden. Het beroep zal ten aanzien van dit onderdeel dan
ook
gegrond worden verklaard. Nu de directie heeft aangegeven het genoemde bedrag alsnog aan klager over te maken is er geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming.

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de kleding en overige spullen kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve op dat onderdeel ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de geleverde houdbare goederen gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre en verklaart het beklag dienaangaande alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de versproducten, de kleding en de verzorgingsspullen ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter op die onderdelen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven