Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4192/GV, 4 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4192/GV

betreft: [klager] datum: 4 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. T.M. Zumpolle, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 december 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) locatie Zuid te Arnhem is uitsluitend bevoegd te beslissen over klagers verzoek tot incidenteel verlof en de selectiefunctionaris is niet bevoegd. De raadsman verwijst naar de artikelen 17, eerste
lid,
32 en 39 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). In dit verband is van belang dat het Openbaar Ministerie (OM) positief heeft geadviseerd. Klager verzoekt de beroepscommissie hierover een principiële uitspraak te doen.
Op 21 september 2013 heeft de trajectbegeleider terugdringen recidive (TR) rapport uitgebracht en geadviseerd klager in aanmerking te laten komen voor VI, waarbij klager dient te worden opgenomen in een instelling voor begeleid wonen of
maatschappelijke
opvang. Klager heeft de directeur van de locatie Zuid verzocht verlof toe te kennen ten behoeve van een intakegesprek voor de RIBW voorziening Huize [...]. Als vaststaand kan worden aangenomen (door onvoldoende betwisting van de zijde van de
Staatssecretaris) dat medewerkers van Huize [...] niet bereid zijn naar de p.i. te komen voor het houden van een intakegesprek. Het belang en de noodzaak van incidenteel verlof is daarmee aangetoond. Uit het VI-advies blijkt dat men hiertoe is gekomen
met inachtneming van het strafrechtelijk onderzoek dat geleid heeft tot de veroordeling door de rechtbank Haarlem op 8 oktober 2013.

Ten onrechte stelt de Staatssecretaris dat dit advies heeft geleid tot afstel van 230 dagen. Dit afstel is enkel gebaseerd op de beslissing van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Arnhem van 27 februari 2013.
Klager verzoekt om een mondelinge behandeling van het beroep, teneinde in aanwezigheid van de Staatssecretaris de beroepsgronden nader toe te lichten.

De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers einddatum van detentie was gesteld op 25 december 2013. Aansluitend is klager ingesloten voor de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek.
In artikel 17, eerste lid onder a, van de Regeling is bepaald dat de minister beslist indien het een gedetineerde betreft die al dan niet onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan twee jaar. De aan klager
opgelegde onherroepelijke vonnissen overstijgen de twee jaar en het verzoek tot incidenteel verlof wordt, voorzien van het advies van de directeur van de inrichting, derhalve voorgelegd aan de selectiefunctionaris.
In het beroepschrift is niet nader omschreven waarom de medewerkers van Huize [...] niet in de inrichting komen of willen komen. De bij het beroepschrift gevoegde adviezen betreffen adviezen in het kader van de VI en een toen nog voorziene aanstaande
einddatum van detentie van 25 december 2013.
De fictieve einddatum detentie is thans gesteld op 15 december 2015. Het verzoek voor een intakegesprek is niet gebaseerd op een detentieplan en/of een spoedige einddatum detentie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuid heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om incidenteel verlof. Aan klager is in eerste aanleg een nieuwe gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk opgelegd. Klagers fictieve
einddatum is gesteld op 15 december 2015.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Arnhem heeft geen bezwaar tegen incidenteel verlof onder begeleiding.

3. De beoordeling
Klagers raadsman heeft te kennen gegeven dat klager de beroepsgronden mondeling wil toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu dit verzoek niet is onderbouwd. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te
beslissen.

Uit het selectieadvies van de locatie Zuid te Arnhem blijkt dat klager een gevangenisstraf van 24 maanden en een gevangenisstraf van 660 dagen heeft ondergaan. Aansluitend heeft hij een vervangende hechtenis van 17 dagen en 6 dagen op grond van de wet
Terwee en een subsidiaire straf van 50 dagen wegens wederrechtelijk verkregen voordeel ondergaan. Klagers einddatum was gesteld op 25 december 2013. Vervolgens is klager op 8 oktober 2013 in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36
maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek, wegens oplichting en flessentrekkerij. De fictieve einddatum detentie is thans gesteld op 15 december 2015. Klager heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Artikel 17, eerste lid onder a, van de Regeling bepaalt dat de minister beslist indien het een gedetineerde betreft die al dan niet onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan twee jaar. Nu de aan klager opgelegde
gevangenisstraffen de twee jaar te boven gaan is de beroepscommissie van oordeel dat de minister, in dit geval de Staatssecretaris en niet de directeur, bevoegd is te beslissen op het verzoek tot incidenteel verlof.

Op 27 augustus 2013 is door het Leger des Heils een reclasseringsadvies uitgebracht in het kader van klagers VI. Geadviseerd wordt om klager in aanmerking te laten komen voor VI met, onder meer, als bijzondere voorwaarde opname in een instelling voor
begeleid wonen of maatschappelijke zorg. De reclassering ging daarbij uit van 13 oktober 2013 als verwachte startdatum van de VI. Nu klagers fictieve einddatum inmiddels is gesteld op 15 december 2015 komt hij nog niet in aanmerking voor
detentiefasering. Het houden van een intakegesprek voor een eventuele opname in de RIBW voorziening Huize [...] is dan ook nog niet aan de orde.

Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 4 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven