Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3678/GA, 18 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3678/GA

betreft: [klager] datum: 18 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 november 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven, waarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. M. de Reus om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het voeren van een slachtoffergesprek in het bijzijn van medewerkers van zijn afdeling, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Doordat klager op het laatste moment in kennis werd gesteld van de aanwezigheid van twee medewerkers van zijn afdeling bij het slachtoffergesprek had
hij
slechts de keuze tussen het afzeggen van het gesprek of het gesprek door laten gaan in de aanwezigheid van deze medewerkers. Doordat deze medewerkers erbij waren heeft klager het gesprek minder open kunnen voeren dan hij had gewild. Klager had eerder
van dit besluit op de hoogte moeten worden gesteld en er hadden medewerkers van een andere afdeling aanwezig kunnen zijn. Klager voelt zich niet meer op zijn gemak op de afdeling nu de medewerkers details kennen van zijn delict.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Het inschakelen van extra toezicht was noodzakelijk. Klager had eerder op de hoogte gesteld moeten worden, echter dat had tot dezelfde beslissing geleid. De directeur stelt dat er geen grondslag is om een
tegemoetkoming aan klager toe te kennen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel geen tegemoetkoming toe te kennen. Gelet op de aard van het gesprek en de langdurige voorbereiding die daar aan voorafgegaan is, had klager eerder van dit besluit op de hoogte gesteld kunnen
worden. Nu klager direct voorafgaand aan het gesprek is overrompeld met dit besluit en het een zeer emotioneel beladen gesprek betrof, acht de beroepscommissie het voldoende aannemelijk dat klager niet meer in staat is geweest het gesprek volledig open
te voeren. Het standpunt van de directeur dat ook met een zorgvuldige voorbereiding dezelfde veiligheidsmaatregel zou zijn getroffen, volgt de beroepscommissie niet. Niet valt in te zien waarom in dat geval niet zou zijn besloten twee medewerkers van
een andere afdeling het gesprek te laten bijwonen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een tegemoetkoming van € 15,= vaststellen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 18 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven