Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3161/TA, 17 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 13/3161/TA

betreft: [klager] datum: 17 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC 2landen te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 16 september 2013 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd behandeling en [...],
behandelrapporteur.
Als toehoorder was aanwezig [...] van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, toezicht op het bezoek van een medewerker van Gevangenenzorg Nederland aan klager.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting acht de uitspraak van de beklagcommissie dat de Regeling inzake de toelating van niet-justitiegebonden organisaties tot penitentiaire inrichtingen ook van toepassing is in tbs-inrichtingen, onjuist. Het is niet duidelijk op welke gronden
deze regeling zou gelden en wet- en regelgeving hierover ontbreekt. Daarnaast is de inrichting het niet eens met de vaststelling van de beklagcommissie dat de instantie Gevangenenzorg Nederland één van de door de Minister van Veiligheid en Justitie
benoemde geprivilegieerde instanties is, die zich vrijelijk met de verpleegde mag onderhouden.
Het bezoek van een medewerker van Gevangenenzorg is altijd goed verlopen. De beslissing om klagers bezoek onder begeleiding te laten plaatsvinden betrof klagers broer.

Door miscommunicatie had klagers afdeling begrepen dat elk bezoek begeleid diende te worden. De vrijwilliger van Gevangenenzorg was gescreend en had onbegeleid op bezoek mogen komen.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Tijdens zijn verblijf in een p.i. kreeg klager bezoek van een vaste bezoeker van Gevangenenzorg Nederland. Dit bezoek is voortgezet in de tbs-inrichting en het is altijd goed verlopen. In FPC 2 landen werd de bezoeker van Gevangenenzorg als gewone
bezoeker beschouwd. Op 12 juli 2013 heeft de inrichting besloten dat klagers bezoek begeleid zal plaatsvinden en ook het bezoek van Gevangenenzorg. Klager heeft toen dit bezoek geweigerd want als er begeleiding bij is, wordt alles wat gezegd wordt
opgeschreven. Het bezoek is niet doorgegaan en de inrichting heeft nooit excuses aangeboden. Ook na de zitting van de beklagcommissie heeft de inrichting geen contact met klager opgenomen. In FPC De Kijvelanden kan klager deze bezoeker zonder
begeleiding ontvangen. De screening van de bezoeker van Gevangenenzorg duurt ongeveer anderhalve maand.

3. De beoordeling
Klager heeft in FPC 2landen ruim tweeënhalf jaar bezoek ontvangen van een vaste bezoeker van Gevangenenzorg en dit is altijd goed verlopen. Klager verblijft inmiddels in FPC De Kijvelanden en ook daar zijn geen problemen met de bezoeker van
Gevangenenzorg.
Op 22 juli 2013 is klager medegedeeld dat het bezoek van een familielid van klager onder toezicht zal plaatsvinden. Klager heeft vervolgens beklag ingediend omdat ook het bezoek van Gevangenenzorg onder toezicht moest plaatsvinden.
De beklagcommissie heeft vastgesteld dat de instantie Gevangenenzorg Nederland één van de door de Minister van Justitie benoemde geprivilegieerde instanties is, die zich vrijelijk met de verpleegde mag onderhouden, behoudens ingeval van de verpleegde
een ernstig gevaar uitgaat voor de veiligheid van de bezoeker. De beklagcommissie is van oordeel dat nu dit niet het geval was dit bezoek onbegeleid had moeten plaatsvinden en heeft het beklag gegrond verklaard.

Uit de aanhef van de Regeling inzake de toelating van niet-justitiegebonden organisaties tot penitentiaire inrichtingen (de Regeling) blijkt dat deze Regeling een nadere regeling is van het bepaalde in artikel 38, eerste lid, en artikel 39, derde lid,
van de Penitentiaire Beginselenwet. Er is geen nadere regelgeving die deze Regeling ook van toepassing verklaart in de tbs-inrichtingen.

Ten aanzien van geprivilegieerd bezoek overweegt de beroepscommissie het volgende.
De beroepscommissie stelt vast dat de medewerker van Gevangenenzorg niet behoort tot één van de in artikel 36, eerste lid, Bvt genoemde personen of instanties, van wie klager op grond van artikel 37, zevende lid, Bvt, bezoek mag ontvangen. De
medewerker
van Gevangenenzorg is geen reclasseringswerker of rechtsbijstandverlener en hij dient daarom voor de beoordeling van het beroep gelijkgesteld te worden met ieder andere bezoeker.
De inrichting heeft aangevoerd dat door miscommunicatie klagers afdeling had begrepen, dat elk bezoek onder toezicht diende plaats te vinden. Het maatschappelijk werk van de inrichting heeft later contact opgenomen met de bezoekvrijwilliger van
Gevangenenzorg en medegedeeld dat hij volgens de normale bezoekregeling op bezoek kon komen.

De beroepscommissie is van oordeel dat het bezoek van Gevangenenzorg, zoals de inrichting ook aangeeft, zonder begeleiding had moeten plaatsvinden en zij zal het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond, en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 17 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven