Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2858/TA, 17 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2858/TA

betreft: [klager] datum: 17 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 16 augustus 2013 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker.

Klagers raadsvrouw mr. A.A. Bloemberg heeft schriftelijk bericht dat klager niet ter zitting aanwezig zou zijn en zij heeft verzocht om de behandeling van onderhavige zaak te laten plaatsvinden op de zitting van de beroepscommissie van 17 december
2013,
omdat zij voor die dag voor een aantal andere zaken aanwezig zou zijn.
De beroepscommissie heeft dit verzoek afgewezen. Op 12 december 2013 is de reactie van klagers raadsvrouw op het verslag dat van het horen ter zitting is opgemaakt, op het secretariaat van de RSJ ontvangen. Bij brief van 20 december 2013 heeft de
inrichting gereageerd op de reactie van klagers raadsvrouw.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing tot afzondering op 5 december 2012.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en klager een tegemoetkoming toegekend van
€ 52,50.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de toelichting op de maatregelen is niet concreet vermeld welke dreigende en denigrerende uitlatingen door klager zijn gedaan, maar op de zitting van de beklagcommissie is een aantal daarvan wel specifiek benoemd, zij het dat die niet in de
uitspraak
van de beklagcommissie zijn weergegeven. Die uitlatingen worden verder concreet beschreven in de dagrapportages. Die zijn weliswaar door anderen niet in te zien, maar zij worden wel besproken met de patiënt.
Uit de dagrapportage van 4 december 2012 blijkt dat klager die dag onder meer tegen een sociotherapeut heeft gezegd: “Je kunt nu wel de deur proberen dicht te maken, maar jij gaat het voor mij regelen en anders heb je een probleem. Dan maak ik je
kapot”. Aan klager is toen de maatregel van afzondering opgelegd. De reden van de afzondering is met klager besproken en hem is verteld dat het personeel zich door zijn uitlatingen niet veilig voelt. Klager staat bekend als eisend en dwingend.
De dagrapportage van 7 december 2012 houdt in dat klager heeft gesproken met de betreffende sociotherapeut, die op 4 december 2012 door klager is bedreigd. Het gesprek heeft wel wat opgelost, maar klager heeft diezelfde dag een andere sociotherapeut
als
volgt bedreigd: “Als je buiten zo had gedaan, dan had je een probleem”.
Het is onjuist dat, zoals klager stelt, de inrichting steeds naar een incident van twee jaar geleden in Maastricht verwijst. Klager verwijst zelf naar dit incident als hij dreigende uitspraken doet. Uit de dagrapportage van 9 december 2012 blijkt dat
zijn gedrag met klager besproken is. Klager voert aan dat hij met vijf sociotherapeuten problemen heeft.
Uit de dagrapportage van 12 december 2012 blijkt dat met klager is gesproken over de bedreiging van de sociotherapeut op 7 december 2012. Klager heeft toen gezegd: “Plan B is dat hij (betreffende sociotherapeut) een pak slaag krijgt”. Ook verwees
klager
naar familie die buiten ook wel iets zou kunnen beginnen. Op 14 december 2012 laaide klager enkele keren op en op 15 december 2012 was hij niet aanspreekbaar. Pas vanaf 16 december 2012 was contactherstel zichtbaar en vanaf die datum is zijn
afzonderingsprogramma uitgebreid om hem in ruimer contact met derden te observeren Op 19 december 2012 is de afzondering opgeheven.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De inrichting stelt dat de duur van veertien dagen afzondering niet disproportioneel is geweest. Maar pas in de beroepsprocedure is door de inrichting geciteerd uit de dagrapportages; deze zijn niet aan de stukken toegevoegd. Door de inrichting wordt
echter nog steeds niet aangevoerd welke concrete omstandigheden de tweede week van de afzondering zouden rechtvaardigen. Ook wordt niet ingegaan op het zogenaamde “viergesprek” en het niet voortvarend te werk gaan door de inrichting.
Klager ontkent dat hij zich in die twee weken dreigend heeft uitgelaten. Indien klager aan Maastricht refereerde, bedoelde hij daarmee te zeggen dat hij hetgeen daar is gebeurd, wilde voorkomen.

3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft geoordeeld dat de duur van de afzondering disproportioneel lang is geweest en dat had kunnen worden volstaan met een afzondering van zeven dagen. Bij dat oordeel speelde een rol dat de beklagcommissie niet voldoende was
ingelicht over de aard van de bedreigingen van klager in de periode van 5 tot 19 december 2012.
Op de zitting van de beroepscommissie is namens het hoofd van de inrichting uitvoerig toegelicht waarom de afzondering tot 19 december 2012 heeft geduurd.
De beroepscommissie is op grond van die gedocumenteerde toelichting van oordeel dat de duur van de afzondering proportioneel is en zal het beroep gegrond verklaren.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat als uitgangspunt heeft te gelden dat in beslissingen als de onderhavige de concrete gedragingen van de verpleegde worden genoemd die tot de maatregel aanleiding hebben gegeven. Het kan in dat verband
dienstig zijn bij een langere reeks van incidenten een overzicht of samenvatting daarvan
op schrift te zetten en dat geschrift aan de beslissing te hechten of kort na de beslissing aan de verpleegde uit te reiken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 17 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven