Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2883/SGA, 2 september 2013, schorsing
Uitspraakdatum:02-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 13/2883/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 2 september 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de
(verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voornoemde p.i., inhoudende
dat verzoeker wekelijks een urinecontrole dient te ondergaan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 30 augustus 2013. De secretaris van de beklagcommissie bij voormelde p.i. heeft nog niet gereageerd op het verzoek om inlichtingen.

1. De beoordeling
De secretaris van de beklagcommissie bij de p.i. Vught heeft nog niet gereageerd op het verzoek om inlichtingen. Nu verzoeker in zijn schorsingsverzoek heeft aangegeven dat dit verzoek tevens als klaagschrift dient te worden gelezen en de Raad het
schorsingsverzoek heeft doorgezonden naar de beklagcommissie, gaat de voorzitter ervan uit dat de beklagcommissie het schorsingsverzoek als klacht zal inboeken.

De voorzitter verstaat dat het verzoek is gericht op de toepassing van de tenuitvoerlegging van een voor alle in een ISD-inrichting verblijvende gedetineerden geldende regel, zodat verzoeker – anders dan de directeur aangeeft – in zijn verzoek kan
worden ontvangen.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. De omstandigheid dat verzoeker, die een ISD-maatregel heeft opgelegd gekregen, wekelijks een urinecontrole dient te ondergaan is (naar het
voorlopig oordeel van de voorzitter) niet in strijd met wet- of regelgeving. Dat zou slechts anders zijn indien er sprake zou zijn van een regelmatig en stelselmatig doorvoeren van een urinecontrole zonder dat daarvoor bijzondere aanleiding zou zijn.
Daarvan is in dit geval geen sprake. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 2 september 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven