Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4030/JA, 10 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3978/GA

betreft: [klager] datum: 10 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 25 november 2013 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsvrouw mr. A.A. Bloemberg in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 50,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. In haar eerdere uitspraak heeft de beklagcommissie het beroep gegrond verklaard en de directeur opgedragen een
nieuwe beslissing op de verlofaanvraag te nemen. Bij de nieuwe beslissing heeft de directeur gekeken naar de gegevens die ten grondslag lagen aan de eerdere beslissing. Nieuwe gegevens worden niet meegenomen. Volgens de directeur is dan ook terecht het
verlofadres niet opnieuw aangeschreven. Voorts is de verklaring van een medewerkster van de inrichting dat het Openbaar Ministerie (OM) telefonisch heeft medegedeeld dat het OM bij het eerdere (negatieve) advies blijft, voldoende. Dat de medewerkster,
gezien het tijdsverloop, zich niet meer kan herinneren met welke medewerker van het OM zij heeft gesproken en wanneer dit was, is aannemelijk. Dat zij iemand heeft gesproken die heeft aangeven bij het eerdere advies te blijven, is volgens de directeur
een feit.

Namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Klager is het eens met de beklagcommissie dat de eerdere uitspraak van de beklagcommissie van 25 juli 2013 niet in
acht is genomen. De directeur miskent dat door de enkele mededeling dat is gebeld met het OM niet is na te gaan met wie er is gesproken, wanneer dit was en wat is besproken. Voorts is gebleken dat het verlofadres in november 2012 aanvaardbaar werd
geacht. Klager heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat zijn moeder nimmer een brief heeft ontvangen zodat geen sprake kan zijn van ‘niet reageren’ van het verlofadres. Gelet hierop had het op de weg van de directeur gelegen om, met inachtneming
van de beslissing van de beklagcommissie, opnieuw het verlofadres aan te schrijven.

Ten aanzien van klagers verlofaanvraag heeft het OM als volgt geadviseerd.
Het OM heeft op 12 november 2012 negatief geadviseerd. Klager heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag. Hij heeft het slachtoffer driemaal met een mes in de rug gestoken. Hij heeft een ernstig feit begaan en verlofverlening zou maatschappelijke
onrust kunnen veroorzaken bij het slachtoffer en de leefomgeving.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat het op de weg van de directeur had gelegen
het verlofadres opnieuw aan te schrijven nu het adres eerder wel aanvaardbaar werd geacht en klager heeft aangevoerd dat zijn moeder (het verlofadres) niet heeft gereageerd, omdat zij nimmer een brief heeft ontvangen. Ten aanzien van het advies van het
OM overweegt de beroepscommissie als volgt. Hoewel de beroepscommissie het wenselijk acht dat dergelijke telefonische inlichtingen nauwkeurig worden vastgelegd, ziet zij geen reden om niet uit te kunnen gaan van de verklaring van de directeur dat het
OM
telefonisch heeft aangegeven bij het negatieve advies te blijven. Zij zal dan ook uitgaan van dit eerdere advies. De beroepscommissie is van oordeel dat het advies van het OM onvoldoende is gemotiveerd om aan verlofverlening in de weg te staan. De
ernst
en aard van het delict kunnen geen zelfstandige afwijzingsgrond vormen. Dat sprake zou kunnen zijn van maatschappelijke onrust is onvoldoende onderbouwd. Voorts is niet gebleken dat genoemd risico niet zou kunnen worden ondervangen door het verbinden
van (bijzondere) voorwaarden aan het verlof. Gelet op het voorgaande zal het beroep van de directeur ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met wijziging van de gronden.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 10 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven