Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4265/GV, 11 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4265/GV

betreft: [klager] datum: 11 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 december 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 27 januari 2014 is een nadere toelichting op het beroep ontvangen van de raadsman van
klager, mr. E. Kok.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat de beslissing van de Staatssecretaris in vage en algemene bewoordingen is gemotiveerd en niet toegespitst is op klagers omstandigheden. De Staatssecretaris heeft klagers verzoek afgewezen met standaard bewoordingen. Dit is in strijd
met
zijn rechtsplicht om de beslissing op een evenwichtige en prudente wijze uitvoerig te motiveren. Klager betwist de juistheid van de aard en inhoud van de door de politie en het Openbaar Ministerie (OM) verstrekte informatie. Klager heeft zich tijdens
zijn detentie, althans het laatste kwartaal van zijn detentie, aantoonbaar goed gedragen. Klager heeft geen disciplinaire straffen opgelegd gekregen en gedraagt zich als een modelgedetineerde. Bovendien is zijn situatie gewijzigd. Onvoldoende
gemotiveerd is waarom een toewijzing van klagers verzoek maatschappelijk onaanvaardbaar zou zijn. De beslissing van de Staatssecretaris van 19 december 2013 is strijdig met de beslissing van de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.)
Lelystad
van 31 oktober 2013 tot afwijzing van klagers verzoek in het kader van algemeen verlof. Bij zijn afwijzing heeft de directeur de maatschappelijke onaanvaardbaarheid niet betrokken. Klager is in het verleden niet tijdig teruggekeerd van verlof, maar dit
was onder andere omstandigheden. Een serieus onderzoek naar de omstandigheden heeft niet plaatsgevonden, maar vormt nu wel een argument voor de afwijzing van klagers verzoek. De noodzaak om aanwezig te zijn bij zijn zieke moeder is nu niet meer
aanwezig. Het risico op het onttrekken aan de voorwaarden is dan ook niet aanwezig. Bij een verlofaanvraag dient een belangenafweging gemaakt te worden tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een tijdige en goede voorbereiding van zijn
terugkeer in de maatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. De Staatssecretaris heeft geen, althans een minimaal, belang bij het weigeren van algemeen verlof aan
klager.
Klager heeft daarentegen een groot belang bij het verlenen van algemeen verlof. Klager heeft ondersteuning nodig en doet er alles aan om deze ondersteuning te krijgen. Bovendien heeft klager zijn gevangenisstraf inzake de herroeping van zijn v.i. reeds
ondergaan. In de uitspraak met kenmerk 01/0571/GV, waarin de beroepscommissie op 10 mei 2001 uitspraak heeft gedaan, is bepaald dat ook in gevallen waarin sprake is geweest van een onttrekking, dit belang dusdanig groot kan zijn, dat de afwijzing van
een verlofaanvraag onredelijk is. Ingevolge artikel 2 van de Pbw dient de tenuitvoerlegging van een vrijheidstraf zoveel mogelijk dienstbaar te worden gemaakt aan de voorbereiding op de terugkeer van de betrokkene in de maatschappij. De staat heeft de
plicht om een gedetineerde voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en hem ondersteuning te bieden ten einde recidive te voorkomen. Aan klager wordt onvoldoende ondersteuning geboden. Klager heeft veel behoefte aan hulp maar doet er alles
aan om niet te recidiveren en hij komt zijn afspraken goed na. De afgenomen urinecontroles in de inrichting zijn negatief. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is na het verlenen van eerdere vrijheden ontvlucht naar Turkije omdat zijn moeder ernstig ziek was en heeft zich bewust onvindbaar gehouden voor justitie. Klagers moeder is nog steeds ziek waardoor er geen vertrouwen is in een goed verloop van
het verlenen van vrijheden aan klager. De afwijzing van klagers verzoek tot algemeen verlof heeft niets te maken met klagers functioneren in de inrichting.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Door het Multi Disciplinair Overleg (MDO) van de p.i. Lelystad is positief geadviseerd op klagers verzoek. Een verlof kan een goede bijdrage leveren aan klagers motivatie en resocialisatie. Bovendien is de wachtlijst bij De Waag voor deelname aan de
geïndiceerde Cova-training lang en dit mag aan het verlenen van algemeen verlof niet in de weg staan.
Het OM heeft negatief geadviseerd op klagers verlofaanvraag omdat klager zich lange tijd onvindbaar heeft gehouden.
Klagers verlofadres is door de politie akkoord bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat thans 28 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Aansluitend dient hij in verband met de tenuitvoerlegging van zijn v.i. een vrijheidsstraf te ondergaan van 250 dagen. De
einddatum
van zijn detentie valt op of omstreeks 31 oktober 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager heeft zich op 29 juli 2012 onttrokken aan detentie. Hij is op 8 juni 2013 aangehouden en op 10 juni 2013 weer in de inrichting geplaatst. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor
verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen van het MDO en de politie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en
gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 11 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven