nummer: 13/4190/GV
betreft: [klager] datum: 10 februari 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van en tevens ingediend door mr. G.J. Woodrow, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 december 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft in beroep aangevoerd dat zijn eerste verlofadres niet is goedgekeurd omdat hij op dat adres niet meer stond ingeschreven. Zijn vrouw heeft hem uitgeschreven omwille van haar uitkering. Het tweede verlofadres is ook afgewezen. Het derde
verlofadres, het adres van zijn dochter, is wel goedgekeurd.
Namens klager is het beroep als volgt aangevuld. Klager stelt dat hij meermalen een verlofadres heeft aangeleverd. De adressen zijn om onduidelijke, dan wel ondeugdelijke of soms zelfs onbekende redenen afgewezen. Klager heeft zijn eigen thuisadres
(waar zijn vrouw en minderjarige kinderen wonen) voorgesteld en vervolgens ook het adres van zijn meerderjarige dochter. Telkens worden de adressen afgekeurd. Het is van belang dat klager met verlof gaat om te kunnen doorfaseren teneinde zich voor te
bereiden op zijn resocialisatie.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager had moeite met het leveren van een verlofadres. Uiteindelijk was het vierde aangeleverde adres aanvaardbaar. Maar aangezien klager aangaf toch niet naar dat vierde adres te gaan maar naar zijn eigen adres, welk verlofadres door de politie was
afgekeurd, is zijn verlofaanvraag afgewezen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat klager heeft aangegeven geen gebruik te maken van het als vierde opgegeven en goedgekeurde verlofadres, maar wel van het
afgekeurde huisadres. Vanwege deze onbetrouwbaarheid adviseert de inrichting negatief.
De politie is positief ten aanzien van het laatst opgegeven verlofadres, maar negatief ten opzichte van het eerder opgegeven huisadres.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en negen maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 oktober 2014. Aansluitend dient hij eventueel zeven dagen gijzeling
op
grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Op grond van artikel 4, aanhef en onder j, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt verlof geweigerd indien er sprake is van het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. Uit het dossier blijkt dat klagers als vierde opgegeven
verlofadres wel is goedgekeurd, maar dat klager kennelijk heeft aangegeven daar geen gebruik van te maken maar zijn verlof door te brengen op een eerder opgegeven en niet goedgekeurd verlofadres. Dit eerdere adres, dan wel eerdere adressen is of zijn
afgekeurd vanwege de ligging in de Schilderswijk gecombineerd met de recidivekans, aangezien klager bekend staat als "een grote jongen" uit die buurt. Deze afwijzingsgrond is onvoldoende specifiek toegesneden op een concreet adres en is overigens te
generaliserend voor afwijzing. De beslissing van de Staatssecretaris is ten aanzien van de verlofadressen onvoldoende zorgvuldig gemotiveerd. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en de
Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 10 februari 2014.
secretaris voorzitter