nummer: 13/3804/GM
betreft: [klager] datum: 29 januari 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 november 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 14 januari 2014, gehouden in de p.i. Vught.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen. Zijn raadsman
mr. J. van Beest en de inrichtingsarts van de locatie Zoetermeer zijn evenmin ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het beklagformulier/verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 25 oktober 2013, houdt in dat klager geen goede medische zorg is geboden.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door klager is de klacht als volgt toegelicht. Hij wil duidelijkheid over wat er speelt.
Sinds 11 oktober 2013 wordt hem gezegd dat hij suiker in zijn urine heeft. Op 22 oktober 2013 en 25 oktober 2013 had hij een te hoog bloedsuiker: 13.6 en 22.8.
Klager is antibiotica in een verkeerde dosis verstrekt. Hij is in paniek door de suikerziekte en krijgt geen hulp van de medische dienst. Iedereen lacht hem uit.
Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft aangegeven dat hij wil bewijzen dat de suikerziekte is veroorzaakt door de antibiotica die hem voor een andere aandoening is verstrekt. Hij gaf aan dat hij de medicatie, die hij voor diabetes heeft gekregen, niet meer zal innemen. Aan
klager is uitgelegd dat hij geen diabetes kan krijgen door het gebruik van andere medicijnen, dat zijn bloeddruk wel tijdelijk kan stijgen door het gebruik van bepaalde medicatie, maar dat dat bij hem nu niet meer het geval is. Voorts heeft klager
gesproken met de diabetesverpleegkundige.
3. De beoordeling
Uit klagers medische gegevens en de behandeling ter zitting volgt dat klager regelmatig is gezien door de medische dienst. Zijn bloed onderzocht en er is een afspraak gemaakt voor een gesprek met diabetesverpleegkundige. Klager is duidelijk uitgelegd
dat het medisch niet mogelijk is dat zijn diabetes is veroorzaakt door het gebruik van andere medicatie. Dat klager daar geen geloof aan wenst te hechten maakt dat niet anders.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit het bovenstaande volgt dat klagers klachten voldoende serieus zijn genomen en dat het handelen door of namens de inrichtingarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde
norm.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 januari 2014.
secretaris voorzitter