Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3747/GM, 29 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3747/GM

betreft: [klager] datum: 29 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Tafelbergweg te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 oktober 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 januari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is gehoord klagers raadsman mr. R.C. Fransen.

De raadsman heeft meegedeeld dat klager verhinderd is om ter zitting te verschijnen.

De inrichtingsarts van de locatie Tafelbergweg is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 9 oktober 2013, houdt in dat klager geen adequate medische behandeling is geboden voor zijn gebroken pink.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
Klagers rechterpink is dubbel geklapt op 21 september 2013 bij zijn arrestatie. Hij heeft direct gemeld dat hij veel last had, gevraagd om pijnstillers en verzocht of zijn pink gespalkt kon worden. Daar is geen gehoor aan gegeven. ’s Avonds heeft de
GGD-arts hem bezocht en die heeft klager gezegd dat het wel mee viel. Op 23 september 2013 is klagers pink gespalkt door de medische dienst. Klager heeft aangegeven dat als hij zijn pink boog dat hij dan pijn had. Toch zei de inrichtingsarts dat er
niets aan de hand was. Klager heeft pas pijnmedicatie, Ibuprofen, gekregen op 7 oktober 2013. Hij heeft eerder en frequent om pijnmedicatie gevraagd. Niet bekend is of klager op de afdeling om Paracetamol heeft gevraagd. Hij had eerder doorverwezen
moeten worden.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Het hoofd zorg heeft klager uitgelegd dat, of een pink nu gekneusd of gebroken is, dezelfde behandeling wordt geboden: fixatie door middel van tape of het aanbrengen van een living splint en weinig belasting.

3. De beoordeling
Uit klagers medische gegevens en de behandeling ter zitting volgt dat klager ’s avonds direct na zijn arrestatie is gezien door de GGD-arts en hem de dagen daarna ook medische hulp is geboden. De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat
geweigerd zou zijn om klager pijnmedicatie te verstrekken, nu daarover ook niets staat gemeld terwijl hij ermee bekend kan worden verondersteld dat hij ook op de afdeling om Paracetamol had kunnen vragen. Dat klagers pink uiteindelijk niet gekneusd
bleek te zijn, maar gebroken en dat niet terstond, maar na twee dagen een splint is aangebracht, heeft naar het oordeel van de beroepscommissie geen consequenties gehad voor klagers verdere herstel.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit het bovenstaande volgt dat klager een adequate behandeling is geboden en dat er geen noodzaak aanwezig was om hem eerder door te verwijzen voor nader onderzoek. Het handelen door of namens de inrichtingarts
kan
niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 januari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven