Nummer: 13/4063/GB
Betreft: [klager] datum: 27 januari 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Logtenberg, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 december 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 30 april 2012 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie Hoogvliet. Op 23 november 2012 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Ten onrechte wordt gesteld dat er niet gewerkt kan worden aan klagers recidiverisico. Ook wordt ten onrechte gesteld dat klager geen binding heeft met Nederland en dat er vooruit wordt gelopen op de kans dat hij ongewenst wordt verklaard. Klager heeft
veel aan te merken op het reclasseringsadvies van 7 juni 2013. De reclassering had opnieuw ingeschakeld moeten worden om een nieuw reclasseringsadvies op te stellen. Klager is gemotiveerd om iets van zijn leven te maken en om goed met zijn vrijheden om
te gaan. Klagers recidiverisico wordt niet hoog ingeschat.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld voor een ernstig delict. Uit het reclasseringsadvies van 7 juni 2013 blijkt dat niet gewerkt kan worden aan een vermindering van klagers recidiverisico. Bij zijn eventuele verloven dient klager onder verscherpt toezicht met
elektronisch toezicht (ET) te staan. Dit is echter niet te realiseren waardoor klager niet geplaatst kan worden in een b.b.i. Klager heeft geen binding met Nederland aangezien zijn familie in Amerika woont. De mogelijkheid bestaat dat klager ongewenst
wordt verklaard.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Uit het selectieadvies van de locatie De Schie van 22 november 2013 blijkt dat klager geen Nederlands spreekt. Dit bemoeilijkt de uitvoering van het ET. Ook heeft hij hierdoor niet kunnen werken aan het wegnemen van de risicofactoren voor
recidive. Bovendien bevat de wet- en regelgeving geen bepaling waarin is opgenomen dat ET kan worden uitgeoefend in een b.b.i. Klager behoort tot een groep overvallers waarvoor een verhoogd reclasseringstoezicht geldt. Voornoemde omstandigheid brengt
met zich mee dat klager niet geplaatst kan worden in een b.b.i. Overigens ziet het door de reclassering uitgebrachte reclasseringsadvies van 7 juni 2013 op het adres van klagers moeder. Het thans goedgekeurde verlofadres betreft het adres van een
vriend
van klager. Door de reclassering is over dit verlofadres geen advies uitgebracht. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 27 januari 2014
secretaris voorzitter