Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3361/GB, 24 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/3361/GB

Betreft: [klager] datum: 24 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.H.R. Bruggeman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 oktober 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam dan wel naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 23 december 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan de IJssel.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In het bestreden besluit wordt gesteld klager in een inrichting dient te worden geplaatst bestemd voor de onderbrenging strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (VRIS-inrichting). Klager heeft even eerder als ongewenst verklaarde vreemdeling in
andere
inrichtingen verbleven. Toen was niet leidend dat eiser een vreemdeling is die zal worden uitgezet. Onduidelijk is waarom dat nu wel het geval zou zijn. Klager is door een uitspraak van de beroepscommissie vanuit een VRIS-inrichting geplaatst in de
p.i.
Krimpen aan de IJssel. Nu de in die uitspraak genoemde omstandigheden niet zijn gewijzigd, dient klager gelijkelijk te worden behandeld als andere niet VRIS gedetineerden. In het bestreden besluit worden geen omstandigheden naar voren gebracht die
zouden zijn veranderd ten opzichte van het moment waarop hiervoor genoemde uitspraak is gegeven. Klager heeft thans overigens een naturalisatieverzoek lopen waarover de rechtbank vermoedelijk in oktober 2013 uitspraak zal doen. Hij verblijft sinds 1992
in Nederland, heeft een gezin en nog steeds geen nationaliteit. Zowel Rusland als Georgië hebben aangegeven dat klager geen onderdaan van deze landen is. De kans dat klager het Georgische staatsburgerschap zal verkrijgen is nihil. Andere
aanknopingspunten voor zijn nationaliteit zijn er niet. Gelet daarop kan klager niet worden uitgezet. Er is daarom geen reden voor de selectiefunctionaris om aan de directeur van de p.i. Krimpen aan de IJssel opdracht te geven een selectieadvies voor
klagers plaatsing in een VRIS-inrichting op te stellen. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard.De afwijzing van klagers verzoek tot opheffing van zijn ongewenstverklaring ligt thans ter beoordeling van het EHRM terwijl tegen de afwijzing
van het naturalisatieverzoek hoger beroep is ingesteld.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om horizontale overplaatsing naar een andere p.i., zulks in verband met de mogelijkheid om bezoek te kunnen ontvangen. In het door de directeur uitgebrachte selectieadvies wordt niet uitgelegd waarom klager niet in een
VRIS-afdeling verblijft. Uit inlichtingen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) komt naar voren dat klagers situatie thans zodanig is, dat plaatsing in een VRIS-inrichting gerechtvaardigd is. Om die reden is het verzoek om overplaatsing
afgewezen. Bij die beslissing heeft de selectiefunctionaris aan de directeur verzocht een nieuw selectieadvies uit te brengen voor overplaatsing naar een VRIS-inrichting. Er is thans nog geen beslissing genomen over klagers plaatsing in een dergelijke
inrichting. Indien mocht blijken dat de inlichtingen van de IND onvolledig dan wel onjuist zijn, zal klager niet worden overgeplaatst naar een VRIS-inrichting. Het beroep zou daarom ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
In het kader van dit beroep is niet aan de orde of klager al dan niet in een VRIS inrichting moet worden geplaatst. Het beroep is gericht tegen de beslissing van de selectiefunctionaris om klager niet over te plaatsen naar een inrichting van zijn
voorkeur. Het verzoek van de selectiefunctionaris aan de directeur van de p.i. Krimpen aan de IJssel om een nieuw selectieadvies uit te brengen is geen beslissing die in het kader van deze behandeling aan de orde kan komen. Indien de
selectiefunctionaris op een later moment naar aanleiding van dat (nog uit te brengen) selectieadvies een beslissing neemt, staat tegen die beslissing bezwaar en beroep open en kan klager in dat kader zijn bezwaren tegen dat advies naar voren brengen en
zullen die bezwaren in de beoordeling worden betrokken.

De beroepscommissie maakt uit de reactie van de selectiefunctionaris op dat het verzoek thans is afgewezen omdat voor hem onvoldoende duidelijk is of klager in een ‘normale’ inrichting dan wel in een VRIS-inrichting moet worden geplaatst. De
beroepscommissie stelt vast dat de inlichtingen van de IND waarnaar de selectiefunctionaris verwijst geen enkele andere informatie bevatten dan waar de beroepscommissie in haar uitspraak van 31 augustus 2012, nummer 12/1984/GB,al rekening mee heeft
gehouden. Daarbij bevindt zich bij de stukken een weliswaar negatieve beslissing van de selectiefunctionaris van 24 januari 2013,maar de selectiefunctionaris heeft daarin aangegeven begrip te hebben voor de problematiek betreffende het reizen van
klagers familie naar de inrichting en klager krijgt het advies zijn (negatieve) gedrag bij te stellen en over zes maanden nog eens met een voorstel te komen zoals hij eerder heeft gedaan. Tevens blijkt uit het selectieadvies van 17 september 2013 dat
het Multidisciplinair Overleg positief adviseert over een horizontale overplaatsing naar de p.i. de Schie of de p.i. Dordrecht.

Gelet op het voorgaande is de beslissing van de selectiefunctionaris niet begrijpelijk en moet deze worden vernietigd. Dat voor de selectiefunctionaris kennelijk onvoldoende duidelijk is of klager in een ‘normale’ inrichting dan wel een VRIS-inrichting
moet worden geplaatst, maakt dat niet anders. De selectiefunctionaris zal dan ook worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
acht geen termen aanwezig voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen,voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven