Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1547/GV, 8 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1547/GV

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.F.J.Smeets, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 juli 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Onduidelijk in de procedure is gebleven dat het verhuizen van de partner vanklager een gedwongen verhuizing betreft. In verband met renovatie dient klagers partner een andere woonruimte te betrekken. Wegens het gedwongen karakter van de verhuizing ziet klagers partner zich voor allerlei problemen geplaatsten is het noodzakelijk dat klager hierbij behulpzaam is. Tijdens de detentie van klager, welke inmiddels twee jaar en zes maanden duurt, heeft klagers partner te maken gehad met ernstige psychische klachten. Het gerechtshof heefteerder om die reden de voorlopige hechtenis van klager geschorst. In het nieuwe huis van klager en zijn partner dient een groot aantal verbouwingen gerealiseerd te worden. Klager is een fervent en bekwaam doe-het-zelver en zal dezeverbouwingen zelf ter hand willen nemen. Door het wegvallen van klagers inkomen dient zijn partner de eindjes aan elkaar te knopen en inschakeling van personeel dat betaald dient te worden voor verbouwingen behoort niet tot demogelijkheden. Klager vindt het erg kortzichtig om te beschrijven dat de verhuurder, de woningbouwvereniging in dit geval, verplicht is om een woning leefbaar op te leveren. Er heeft geen zorgvuldige afweging van klagerspersoonlijke belangen plaats gevonden. Een strafonderbreking van drie à vier dagen is strikt noodzakelijk. Klagers detentieplan is inmiddels goedgekeurd en klager komt vanaf 5 september 2002 in aanmerking voor een open inrichting.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gelet op de verkregen inlichtingen en adviezen is geen aanleiding gevonden om aan klagers verzoek om strafonderbreking teneinde zijn partner te helpen verhuizen te voldoen. Door de advocaat is aangevoerd dat er in de nieuwe woningeen aantal werkzaamheden dient te worden uitgevoerd die klager liefst zelf uitvoert. Voorts beschikt de partner niet over de financiële middelen om deze werkzaamheden uit te besteden. Werkzaamheden, die uitgevoerd dienen te wordenom de woning leefbaar te maken, komen voor rekening van verhuurder. Werkzaamheden ter verfraaiing van de woning kunnen wachten tot klagers detentiefasering een aanvang neemt. Slechts in zeer bijzondere gevallen is het verlenen vanstrafonderbreking mogelijk. Bij indiening van een verzoek dient te worden aangetoond of aannemelijk te worden gemaakt dat het verlenen van strafonderbreking absoluut noodzakelijk is. Bij klagers verzoek is daarvan geen sprake. Uitde aangeleverde informatie is gebleken dat geen sprake is van een bijzondere omstandigheid in klagers persoonlijke omstandigheden die zou kunnen leiden tot het verlenen van een strafonderbreking.

Op klagers verlofaanvraag is namens de directeur van gevangenis Zuyderbos positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 6 jaar met aftrek, wegens poging tot moord en opzettelijke overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 27 februari 2004.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan meteen andere vorm van verlof.

De beroepscommissie is van oordeel dat de door klager aangevoerde grond voor het verzoek om strafonderbreking niet een zodanig bijzondere omstandigheid oplevert zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling. Niet aannemelijk isgeworden dat klagers aanwezigheid bij de verhuizing en/of verbouwingen terstond en strikt noodzakelijk is. Afgezien daarvan zou klager in de nabije toekomst zijn regimair verlof kunnen aanwenden voor de verbouwingen. Derhalve is deafwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, en mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 augustus 2002

secretaris voorzitter

Naar boven