nummer: 13/3240/GA
betreft: [klager] datum: 23 januari 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.M.S. Bal, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 27 september 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Norgerhaven in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. K.M.S. Bal, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de schending van klagers bezoekrecht in verband met een geplande urinecontrole op hetzelfde moment.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De melding dat klager de volgende ochtend een urinecontrole moest ondergaan is pas om 16.45 uur gedaan. Klager is op dat moment geen mogelijkheid
gegeven om zijn moeder, die de volgende ochtend op bezoek zou komen, af te bellen. Pas de volgende dag heeft klager om 07.30 uur het bezoek af kunnen bellen.
De directeur heeft in beroep gepersisteerd bij het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.
3. De beoordeling
Aangezien de urinecontrole zou plaatsvinden om 08.00 uur en klagers bezoek gepland stond van 09.00 uur tot 11.30 uur op dezelfde dag, is er in beginsel geen sprake van schending van zijn bezoekrecht. Nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat klagers
plasproblemen, waardoor hij de volle vier uren voor het produceren van urine nodig zou hebben, kenbaar waren bij zowel de medische dienst als de overige medewerkers, kan de beslissing een urinecontrole af te doen nemen bij klager, voorafgaand aan het
bezoekmoment, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dit klemt te meer aangezien de urinecontrole is afgerond om 10.10 uur.
Klager heeft zelf besloten het bezoek van zijn moeder te annuleren en de verwikkelingen rond deze afzegging komen dan ook voor zijn rekening, nu niet aannemelijk is geworden dat een ander hiervoor aansprakelijk zou kunnen worden gesteld.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Aalst, secretaris, op 23 januari 2014
secretaris voorzitter