Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4096/GA, 31 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:31-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4096/GA

betreft: [klager] datum: 28 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M.G. Hulsman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 november 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de aantekening van de mondelinge uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
De uitspraak waarvan beroep is op 25 november 2013 mondeling medegedeeld aan klager en de directeur. Het beroepschrift dateert van 12 december 2013 en is op het secretariaat van de Raad ontvangen op 13 december 2013.
Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden
ingediend.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er vooraf geen overleg met haar heeft plaatsgevonden over de datum van de beklagzitting en dat die datum pas een week van te voren kenbaar is gemaakt. De raadsvrouw, die zich ten tijde van de behandeling van de zaak
door de beklagcommissie in het buitenland bevond, heeft een aanhoudingsverzoek ingediend. Zij heeft niet de gelegenheid gehad klager te instrueren. De beklagcommissie is ten onrechte volledig voorbij gegaan aan dit aanhoudingsverzoek en heeft de zaak
op
een zitting behandeld, buiten de aanwezigheid van de raadsvrouw waardoor niet is ingegaan op bepaalde zaken die door de raadsvrouw hadden kunnen worden ingebracht. De raadsvrouw is tevens niet, daags na de zitting, op de hoogte gesteld van het feit dat
het aanhoudingsverzoek was afgewezen en dat de zaak inhoudelijk was behandeld. Eerst na terugkomst in Nederland heeft de raadsvrouw vernomen dat de zaak door de beklagcommissie was behandeld. Op dat moment was de beroepstermijn al verstreken. Nu de
beklagcommissie op onzorgvuldige wijze is omgegaan met de belangen van klager verzoekt de raadsvrouw de beroepscommissie klager ontvankelijk te verklaren in het beroep.

De Pbw kent ten aanzien van de beroepstermijn niet de mogelijkheid van een verschoonbare overschrijding zoals ten aanzien van de beklagtermijn. Bovendien geeft de wet de raadsvrouw geen zelfstandige beroepstermijn.
Klager heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Aalst, secretaris, op 28 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven