Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0098/SJB, 22 januari 2014, schorsing
Uitspraakdatum:22-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/98/SJB

Betreft : [klager] datum: 22 januari 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van, ingediend door mr. F.B.
Flooren, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Het Poortje, locatie Wilster, te Groningen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 78, vierde lid, juncto artikel 71, eerste lid, van de Bjj, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 17 januari 2014, gegeven op een bezwaarschrift tegen
overplaatsing naar de j.j.i. Rentray te Lelystad.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het bezwaarschrift van 24 december 2013, van de beslissing op het bezwaarschrift van 17 januari 2014, het op 17 januari 2014 ingediende beroepschrift, alsmede van de schriftelijke reactie van 20 januari 2014
van de selectiefunctionaris op het verzoekschrift.

1. De standpunten
Verzoeker heeft het verzoek als volgt toegelicht.
De overplaatsing zal plaatsvinden op 20 januari 2014. Gezien het feit dat op die datum nog geen behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden, heeft verzoeker er alle recht en belang bij een beslissing te verkrijgen op zijn beroepschrift
alvorens hij wordt overgeplaatst. Het feit dat verzoeker zelf niet overgeplaatst wil worden, is van wezenlijk belang. De huidige gedragswetenschapper en de directeur van de huidige j.j.i. hebben beiden het standpunt ingenomen dat overplaatsing niet in
het belang van verzoeker is. Het hoofd behandeling van j.j.i. Rentray heeft weliswaar het standpunt ingenomen dat overplaatsing wel in belang van verzoeker is, maar zij heeft verzoeker nooit gesproken en verder geen inhoudelijke wetenschap over deze
zaak. Haar standpunt is een algemeen standpunt. Verzocht wordt om op 17 januari 2014 een beslissing op het schorsingsverzoek te nemen.

De selectiefunctionaris heeft op 20 januari 2014 telefonisch meegedeeld dat de tenuitvoerlegging van de beslissing tot overplaatsing gepland staat voor 21 januari 2014.

Verzoekers raadsvrouw heeft op 20 januari 2014 telefonisch meegedeeld dat haar bekend is dat de selectiefunctionaris het voornemen heeft om verzoeker op 21 januari 2014 over te plaatsen.

De selectiefunctionaris heeft op 20 januari 2014 telefonisch medegedeeld dat verzoeker niet wordt overgeplaatst zolang niet op het schorsingsverzoek is beslist.

De selectiefunctionaris heeft in de schriftelijke reactie onder overlegging van diverse stukken waarvan de inhoud bij partijen bekend verondersteld wordt -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Verzoeker is op 14 oktober 2011 door de rechtbank Groningen veroordeeld tot een jeugddetentie en plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Op 22 mei 2012 is de uitspraak in hoger beroep van het Gerechtshof in Leeuwarden van 4 mei 2012 onherroepelijk
geworden.
Verzoeker verblijft sinds 5 april 2011 in de j.j.i. Het Poortje. Op 27 juli 2011 heeft de directeur verzocht verzoeker over te plaatsen naar de LVB-groep op basis van de uitkomst van een psychologisch onderzoek.
Op 30 november 2012 heeft de Staatssecretaris -onder meer- besloten tot sluiting van de LBV-groep van de j.j.i. het Poortje. Sinds 1 januari 2014 is de LVB-groep officieel gesloten. Verzoeker verblijft als laatste jeugdige met LVB-problematiek op een
reguliere langverblijfgroep in de j.j.i. Het Poortje.
De j.j.i. Rentray is sinds 1 januari 2014 de enige inrichting met de landelijke bestemming LVB.
Het is in het belang van verzoeker te verblijven op een groep met andere jongeren met LVB-problematiek en met personeel dat hierin gespecialiseerd is.
Hoewel de afstand tot zijn in Delfzijl wonende familie groter wordt hoeft dat geen belemmering te zijn. De j.j.i. Rentray heeft ervaring met het realiseren van bezoek en de uiteindelijke resocialisatie van jongeren die ver weg van huis zijn. De j.j.i.
Rentray heeft aangegeven de begeleid verlofstatus van verzoeker over te nemen. Omdat de j.j.i. Rentray met dezelfde methodiek werkt en daarbij gespecialiseerd is in de problematiek van verzoeker is een vertraging in zijn behandeling waarschijnlijk
minimaal. Verzoeker zal na overplaatsing intensief begeleid worden om de overstap zo soepel mogelijk te laten verlopen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat
het geval. Hiertoe wordt het volgende overwogen.

Niet betwist wordt dat verzoeker op LVB-niveau functioneert. Verzoeker verblijft sinds 27 juli 2011 op een LVB-groep binnen de j.j.i. Het Poortje. Volgens die inrichting zou de behandeling van verzoeker daar – ondanks het feit dat die inrichting vanaf
1
januari 2014 niet langer de bestemming van landelijke LVB heeft – kunnen worden voortgezet. JJI Rentray, die thans als enige JJI nog een LVB bestemming heeft, heeft uiteengezet dat verblijf van verzoeker op de LVB groep aldaar in het kader van zijn
behandeling noodzakelijk is. In het kader van de verzochte schorsing kan een integraal onderzoek naar de (on)juistheid van deze onderling verschillende opvattingen niet worden gedaan. Daarvoor is een behandeling van de hoofdzaak aangewezen. Indien
echter vooraf al tot overplaatsing zou worden overgegaan wordt daarmee in feite al (in zekere zin) een voorschot genomen op die beslissing in de hoofdzaak. Uit de stukken komt niet naar voren dat en waarom met de overplaatsing niet gewacht kan worden
tot dat een behandeling op zitting van het beroepschrift heeft plaatsgevonden en daarop door de beroepscommissie ten gronde is beslist. Juist door tot die zitting en uitspraak de status quo te handhaven wordt op geen enkele wijze vooruitgelopen op de
beslissing in hoofdzaak.

Het verzoek zal dan ook als na te melden worden toegewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris tot de uitspraak van de beroepscommissie op het beroepschrift.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.C. Koens, voorzitter, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris
op 22 januari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven