Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3164/GA, 21 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:21-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3164/GA

betreft: [klager] datum: 21 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 september 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur in de p.i. Haarlem.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in de eigen cel zonder televisie voor de duur van vier dagen, wegens schriftelijke bedreiging van het personeel van de medische dienst (MD).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft een uiteenzetting gegeven van de gebeurtenissen voorafgaand aan de gewraakte briefjes aan de MD. Dit betrof de gang van zaken omtrent
klagers
galsteenaanvallen, de periode voor en na zijn operatie in verband met nierkanker, het gebrek aan medische verzorging in de inrichting, het laakbaar handelen van het personeel in de inrichting in de periode dat klager als gevolg van zijn operatie
hulpbehoevend was en het inadequate optreden van de medische dienst. Klager verklaart dat de manier waarop hij zich schriftelijk heeft uitgedrukt niet correct was, maar dat dit bedoeld was om aandacht te verkrijgen van de MD voor zijn situatie. Klager
heeft zijn klacht niet besproken met de directie of de maandcommissaris, hij heeft geprobeerd te communiceren over de problemen met de MD. Klager geeft aan dat hij de reactie van de inrichting op zijn klacht beneden humaan niveau acht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft toegegeven dat hij de toevoegingen op de briefjes aan de MD bedreigend heeft bedoeld. Voor de klachten op het medische terrein had
klager een andere procedure dienen te volgen. De directeur kan op deze aspecten niet ter zitting ingaan. Er is met de MD gesproken en daaruit is niet gebleken dat er sprake was van omstandigheden die niet door de beugel konden. Bij de medische
incidentencommissie (MIC) is evenmin een melding over deze zaak binnengekomen. De directeur overweegt om de gebeurtenissen rondom klager zelfstandig aan te melden bij de MIC.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hoewel de beroepscommissie begrip heeft voor klagers frustratie naar aanleiding van de besproken
gebeurtenissen in de inrichting, welke niet zijn weersproken door de directeur, vormt deze geen rechtvaardiging voor zijn schriftelijke uitingen. Hierin heeft de directeur dan ook reden mogen zien aan klager een disciplinaire straf op te leggen. De
beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, prof. dr. mr. L.M. Moerings en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 21 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven