Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2620/GA, 17 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2620/GA

betreft: [klager] datum: 17 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. K. Blonk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 augustus 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en zijn raadsvrouw mr. K. Blonk zijn op 29 oktober 2013 gehoord door het lid mr. R.S.T. van Rossem-Broos, bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 november 2013, gehouden in de p.i. Leeuwarden is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Hoogeveen de heer [...] gehoord.

Van het horen van klager en zijn raadsvrouw en van het horen van de directeur is verslag opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op de verslagen te reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van toezichtmaatregelen d.d. 21 juni 2013 in verband met klagers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht- c.q. maatschappelijk risico (GVM-lijst).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gepersisteerd wordt bij hetgeen in het beroepschrift is aangevoerd.
Door de voorzitter van de beklagcommissie is ter zitting gezegd dat het gebruikelijk is dat bij binnenkomst van een gedetineerde met een GVM-status standaard allerlei beperkende maatregelen worden opgelegd en dat daarna gemonitord wordt. Het zou niet
veel zin hebben volgens de voorzitter om daartegen in beklag te gaan, omdat een dergelijk - eerste - beklag altijd ongegrond wordt verklaard.
Aan klager is door de directeur van de p.i. Hoogeveen op 21 juni 2013 elke maatregel opgelegd die maar mogelijk was. Of er van belangenafweging sprake is geweest, is niet duidelijk. Ook zit er geen logica bij. Klager mocht wel met de hele afdeling naar
de bibliotheek, maar niet met de afdeling naar de arbeid. Hij mocht op de afdeling rondlopen, maar niet luchten met de afdeling. In een A+-status gevangenis zoals de p.i. Hoogeveen moet klager gewoon kunnen luchten in plaats van in een luchtkooi te
moeten luchten.
De ordemaatregelen zijn voor de duur van een maand opgelegd, terwijl een aantal activiteiten maar gedurende veertien dagen mogen worden uitgesloten. Bij binnenkomst zou voor de directeur moeilijk te beoordelen zijn welke ordemaatregelen noodzakelijk
waren. Dat is geen reden om zonder meer alle maatregelen op te leggen. Na een week had opnieuw bezien kunnen worden welke ordemaatregelen dienden te worden gehandhaafd. Geen rekening is gehouden met de psychologische gevolgen van de ordemaatregelen die
klager iedere dag ondervindt.
Klager verbleef eerder in de p.i. Roermond en in de p.i. Vught, waar hem ook ordemaatregelen zijn opgelegd in verband met zijn GVM-status. Hij is vervolgens overgeplaatst naar de p.i. Hoogeveen en verblijft nu een kleine drie maanden in de p.i. Krimpen
aan den IJssel. Sinds kort zijn hem weer ordemaatregelen opgelegd, maar die zijn niet zo erg als in de p.i. Hoogeveen. Bij toewijzing van een schorsingsverzoek wordt klager direct overgeplaatst. Als er sprake is van een schorsing op formele gronden
wordt direct een nieuwe beslissing genomen. Klager weet nog steeds niet waarom hem de ordemaatregelen worden opgelegd.
Klager is niet gehoord alvorens de beslissing is genomen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gepersisteerd wordt bij hetgeen in de reactie van 1 november 2013 is aangevoerd.
Wanneer een gedetineerde, die geplaatst is op de GVM-lijst, vanuit een andere inrichting in de p.i. arriveert, geeft het GRIP informatie. De gedetineerde wordt gehoord voordat een beslissing wordt genomen over de toe te passen maatregelen. De
maatregelen, die in de vorige inrichting golden, worden niet klakkeloos overgenomen. Bezien wordt, tevens getoetst aan de gebouwelijke situatie, welke maatregelen noodzakelijk zijn.
Bestreden wordt dat klager niet zou zijn gehoord. Hij is bij binnenkomst door een van de directeuren gehoord en de beschikbare informatie is met klager besproken.
Desgevraagd heeft de directeur geantwoord dat de GRIP-rapportage, op grond waarvan de beslissing tot oplegging van de betreffende maatregelen is genomen, zo spoedig mogelijk zal worden nagezonden.

Na rappel is op 21 november 2013 een brief met bijlagen van de directeur op het secretariaat van de Raad ontvangen, waarin onder meer de GRIP-informatie is vermeld.

Op 9 december 2013 is een reactie van de raadsvrouw op het schrijven van de directeur van 21 november 2013 ontvangen inhoudende dat de mondeling overgebrachte GRIP-informatie zo summier was dat de directeur de beperkende maatregelen niet zonder enige
belangenafweging had mogen opleggen en zeker niet voor de duur van een maand. Voorts is aangevoerd dat uit de stukken niet blijkt dat de directeur heeft gereageerd op de gronden van het beroep.

3. De beoordeling
Klager zijn toezichtmaatregelen, waaronder de uitsluiting van deelname aan activiteiten, voor de duur van een maand opgelegd in verband met zijn plaatsing op de GVM-lijst. Namens klager is in beroep aangevoerd dat hij niet is gehoord alvorens de
bestreden beslissing is genomen. Door de directeur is hierop ter zitting van de beroepscommissie gereageerd dat klager tevoren is gehoord door een directeur. Ook uit de op 1 november 2013 door de directeur overgelegde schriftelijke mededeling van 21
juni 2013 volgt dat klager van tevoren is gehoord.

Artikel 23, tweede lid, van de Pbw bepaalt dat de uitsluiting van deelname aan activiteiten ten hoogste twee weken duurt. Nu de directeur heeft beslist dat de uitsluiting van deelname aan activiteiten voor een maand diende te worden opgelegd, is die
beslissing genomen in strijd met de wet. De beroepscommissie zal derhalve het beroep in zoverre gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt vernietigen en het beklag gegrond verklaren. Zij zal klager ter zake een tegemoetkoming
van € 30,= toekennen.

Voor wat betreft de overige ordemaatregelen die zijn opgelegd in verband met klagers plaatsing op de GVM-lijst dient voorts aan de volgende vereisten te worden voldaan:
de directeur dient een eigen belangenafweging te maken voorafgaand aan de oplegging
van die maatregelen;
de directeur dient maandelijks de noodzaak van voortduring van de maatregelen opnieuw
te beoordelen.

De beslissing dateert van 21 juni 2013 en het vereiste van de maandelijkse toets is in de onderhavige zaak nog niet aan de orde.
Resteert de vraag of de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt voorafgaand aan het treffen van de overige toezichtmaatregelen. Uit de inlichtingen van de directeur is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden
dat de directeur die eigen belangenafweging heeft gemaakt. Het beroep zal derhalve voor wat betreft de overige toezichtmaatregelen ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met wijziging van de gronden worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor wat betreft de beslissing tot uitsluiting van deelname aan activiteiten voor de duur van een maand, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag op dit punt
gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=. Voor wat betreft de overige toezichtmaatregelen, bevestigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.S.T. Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 januari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven