Nummer: 13/4280/GB
Betreft: [klager] datum: 5 februari 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 12 december 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 5 december 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van unit 2 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Voor klager is het onduidelijk op welk reclasseringsrapport de selectiefunctionaris zijn afwijzende beslissing heeft gebaseerd. Klager heeft geen inzicht gekregen in de uitgebrachte rapportages. Uit het reclasseringsrapport van 8 november 2013 blijkt
dat de reclasseringsmedewerkster geen criminogene factoren aanwezig acht op het terrein van huisvesting en woning, relaties met partner, gezin en familie, relaties met vrienden en kennissen, drugsgebruik, alcoholgebruik en emotioneel welzijn. Wel is er
sprake van een problematiek op de terreinen huisvesting en woning, opleiding, werk en leren, inkomen en omgaan met geld, denkpatronen, gedrag. Tevens wordt klagers risico op het onttrekken aan de voorwaarden hoog ingeschat. Ondanks voornoemde
omstandigheden adviseert de reclasseringsmedewerkster klager, met inachtneming van bijzondere voorwaarden, in aanmerking te laten komen voor deelname aan een p.p. Bij deze bijzondere voorwaarden moet gedacht worden aan een meldingsgebod, een drugs- en
alcoholverbod, een locatiegebod, een behandelverplichting en het volgen van de Cova-training en de ArVa-training. Op basis van klagers verleden is geconcludeerd tot afwijzing van klagers verzoek tot deelname aan een p.p. Klager kan zijn verleden echter
niet meer veranderen. Klagers actuele detentie verloopt vlekkeloos en hij heeft niet meer positief gescoord bij een urinecontrole. Het doel van deelname aan een p.p. is de voorbereiding van klager op zijn terugkeer in de maatschappij.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager gedraagt zich goed in de inrichting en heeft nauwelijks sturing nodig. Klager gaat goed met eventuele correcties om en volgt de adviezen en instructies goed op. Door de advocaat-generaal is positief geadviseerd op klagers verzoek tot deelname
aan
een p.p. Klagers verlofadres is eveneens akkoord bevonden. Door de directeur van de p.i. Vught is negatief geadviseerd op klagers verzoek. Ook door de politie is negatief geadviseerd, dit gezien de mogelijkheid op ernstige verstoringen van de openbare
orde en het risico op het plegen van strafbare feiten. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat aan klager diverse straffen zijn opgelegd waarbij hij zich niet altijd aan de voorwaarden heeft gehouden. Hierdoor zijn meerdere straffen (boetes,
werkstraffen en voorwaardelijke straffen) ten uitvoer gelegd. Het risico op het onttrekken aan de voorwaarden wordt ook hoog ingeschat. Klager heeft nog een openstaande strafzaak.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.2. Op grond van artikel 4, tweede lid, onder b van de Pbw dient de gedetineerde voor deelname aan het p.p. te beschikken over een strafrestant van tenminste vier weken. Klagers fictieve einddatum detentie is 4 maart 2014, waardoor klager thans
niet
langer aan dit objectieve vereiste voldoet. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat, ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing, de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen tot een afwijzing van klagers verzoek tot deelname aan het p.p. Uit het selectieadvies
van de p.i. Vught van 5 december 2013 blijkt dat klager zich in het verleden niet aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden. De conclusies uit het reclasseringsrapport zijn integraal opgenomen in het selectieadvies. Hieruit komt naar voren dat het
recidiverisico als hoog/gemiddeld wordt ingeschat en een hoog risico op het onttrekken aan de voorwaarden aanwezig wordt geacht. Gelet op het voorgaande bestaat er onvoldoende vertrouwen in een goede afloop van het verlenen van vrijheden aan klager.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 5 februari 2014
secretaris voorzitter