Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4039/GB, 4 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/4039/GB

Betreft: [klager] datum: 4 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Schuurman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 december 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 12 september 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is niet voornemens zich te onttrekken aan zijn overlevering en er is geen aanwijzing dat dit wel het geval zou zijn. Klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i. is afgewezen op grond van artikel 3, tweede lid, onder a, van de Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Van uitlevering is echter geen sprake nu het niet gaat om een verzoek van een land buiten de Europese Unie. Het verzoek is gedaan door Duitsland waardoor er sprake is van overlevering.
Artikel 3, tweede lid, onder a, van de Regeling is niet van toepassing. Bovendien blijkt uit het selectieadvies van de p.i. Dordrecht van 25 november 2013 dat klager geschikt is voor plaatsing in een b.b.i. Klagers gedrag en functioneren in de
inrichting zijn goed. De politie Hollands-Midden, de advocaat-generaal bij het gerechtshof Den Haag en het Multi Disciplinair Overleg van de p.i. Dordrecht hebben positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 3, tweede lid, onder a, van de Regeling komen voor plaatsing in een b.b.i. niet in aanmerking gedetineerden van wie vaststaat dat zij na hun detentie worden uitgezet of uitgeleverd. Het enkele feit dat klager niet het voornemen
heeft om zich aan zijn overlevering te onttrekken, is niet relevant.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal
achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Op grond van het tweede lid van genoemd artikel 3 van de Regeling komen voor plaatsing in een b.b.i. niet in aanmerking (onder meer) gedetineerden ten aanzien van wie vaststaat dat zij na detentie zullen worden uitgezet of uitgeleverd. Onder
“uitgeleverd” moet tevens worden verstaan “overgeleverd”.

4.4. Ten aanzien van klager is op 4 december 2012 de overlevering toegestaan aan Duitsland. Om die reden komt klager niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Gelet op het vorenstaande is de beslissing van de selectiefunctionaris juist. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 4 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven