Nummer: 13/3893/GB
Betreft: [klager] datum: 4 februari 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 20 november 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 28 augustus 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager wenst overgeplaatst te worden vanwege de situatie en incidenten in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein. Klagers hoger beroep loopt nog en de onrust in de inrichting komt hem niet ten goede. Daarnaast kan klagers familie klager niet langer
blijven bezoeken in de inrichting omdat zij meer dan één uur moeten reizen en het zijn familie veel geld kost. Bij een langer verblijf in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein zal klager binnenkort geen bezoek meer ontvangen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verblijft nog maar kort - vierenhalve maand - in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein. De gevangenis van de p.i. Nieuwegein acht geen noodzaak aanwezig voor overplaatsing van klager. De reisafstand voor klagers bezoek is acceptabel en een
regionale plaatsing heeft, gelet op klagers strafrestant, geen hoge prioriteit.
4. De beoordeling
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat bezoekproblemen
inherent zijn aan de detentiesituatie en zij vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen grond voor overplaatsing. Klager heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd. Bovendien heeft klager de onrustige situatie in de gevangenis van de p.i.
Nieuwegein niet feitelijk onderbouwd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 4 februari 2014
secretaris voorzitter