Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4370/GV, 4 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4370/GV

betreft: [klager] datum: 4 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 december 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager zou per 14 augustus 2013 in aanmerking zijn gekomen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. Gelet op klagers detentie in Duitsland is dit echter niet gebeurd, waardoor klager het nut van het verlof, te weten een betere terugkeer in
de maatschappij en het bevorderen van zijn relatie met zijn vrouw, niet heeft genoten. Klagers vrouw heeft geen rijbewijs waardoor het voor haar lastig was klager in Duitsland te bezoeken. Samen met zijn vrouw heeft klager een kapsalon. Klagers vrouw
beheerst de Nederlandse taal niet, waardoor het voor haar onmogelijk is om belastingzaken en de administratie te regelen. Klager wil zijn verlof gebruiken om de administratie bij te werken en tijd aan zijn vrouw te besteden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Om in aanmerking te komen voor incidenteel verlof dient er sprake te zijn van een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van klager waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In klagers geval bestaat deze noodzaak niet. Klager verblijft sinds 9 augustus
2012 in detentie. Aangezien de kapsalon heeft doorgedraaid, gaat de selectiefunctionaris er vanuit dat de administratie door klagers vrouw dan wel door derden kon worden verzorgd. Tijdens de eventuele plaatsing in een beperkt of zeer beperkt beveiligde
inrichting of gedurende het algemeen verlof zal klager in de gelegenheid zijn om gefaseerd terug te keren in de maatschappij en te werken aan zijn relatie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van de p.i. Almere heeft negatief geadviseerd op klagers aanvraag tot incidenteel verlof. Dit negatieve advies is gebaseerd op het feit dat niet is gebleken dat het noodzakelijk is dat klager de zaken zelf moet afhandelen.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de regimaire dan wel algemene verloven.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en negen maanden met aftrek, wegens de invoer van cocaïne en marihuana. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5 februari 2015.

Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn
aanwezigheid noodzakelijk is. Artikel 22 tot en met 31 van de Regeling somt de gebeurtenissen op waarvoor onder meer incidenteel verlof kan worden verleend. Klager verzoekt om incidenteel verlof om de administratie van zijn kapperszaak te regelen en om
tijd met zijn vrouw door te brengen. Niet gebleken is dat het noodzakelijk is dat klager zelf de administratie van de kapperszaak regelt. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 4 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven