Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3260/GA, 3 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3260/GA

betreft: [klager] datum: 3 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 24 september 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 januari 2014, gehouden in de p.i. Lelystad, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Ter Apel, in aanwezigheid van [...], juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel, gehoord.
Klager heeft, blijkens een schriftelijke verklaring van 14 januari 2014 afstand gedaan van het recht ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens een positieve score op cannabinoïden bij een urinecontrole.

De beklagrechter heeft het beklag, voor zover het de aan klager opgelegde disciplinaire straf betreft, gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 22,50 toegekend en het beklag voor wat betreft de hoorprocedure ongegrond verklaard, op de gronden als
in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagrechter heeft ten onrechte overwogen dat de urinecontrole had moeten worden aangemerkt als een nulmeting. Op 3
april
2013 eindigde klagers detentie. Hij is die dag echter niet in vrijheid gesteld, maar om 08.00 uur die dag op de bad-afdeling aangehouden door de politie en meegenomen naar het cellencomplex in Groningen. Diezelfde dag is hij weer teruggeplaatst in het
huis van bewaring van de p.i. Ter Apel. Klager heeft verklaard dat hij heeft geblowd in het cellencomplex. Nu geen sprake is geweest van enige vorm van vrijheid is de disciplinaire straf terecht opgelegd.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Het beroep van de directeur is gericht tegen de uitspraak van de beklagrechter voor zover die het beklag gegrond heeft verklaard.

Op 3 april 2013 is klager uitgeschreven uit de p.i. Ter Apel. Hij is diezelfde dag op de bad-afdeling aangehouden door de politie en overgebracht naar het cellencomplex in Groningen. Later die dag is klager in het h.v.b. van de p.i. Ter Apel geplaatst.
Op 8 april 2013 heeft klager bij een urinecontrole positief gescoord op cannabinoïden. Naar aanleiding van deze uitslag heeft de directeur aan klager op 12 april 2013 de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Klager heeft verklaard dat hij heeft
geblowd in het cellencomplex Groningen.

Op grond van artikel 51, eerste lid, van de Pbw kan de directeur de gedetineerde disciplinair straffen wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Uit hoofdstuk 18, onderdeel a, van de Memorie van Toelichting bij de
Pbw volgt dat gedragingen van een gedetineerde buiten de inrichting voor disciplinaire afdoening in aanmerking komen, mits het verblijf buiten de inrichting nog viel onder de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Nu in dit geval klagers detentie
was geëindigd en hij was uitgeschreven uit de inrichting is de beroepscommissie van oordeel dat klagers verblijf buiten de inrichting niet langer viel onder de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel
dat de beslissing van de directeur om aan klager naar aanleiding van de uitslag van de urinecontrole disciplinair te straffen als onredelijk dient te worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagrechter zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven