Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3476/GB, 20 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/3476/GB

Betreft: [klager] datum: 20 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. den Haan, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 oktober 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 12 september 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1. Op 9 september 2013 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Leeuwarden, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is niet betrokken bij het incident in de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1. Voor het tegendeel zijn geen argumenten aanwezig en er zijn jegens klager geen maatregelen of straffen genomen. Ten tijde van het incident met de betreffende
p.i.w.-er in de gevangenis van de p.i. Hoogeveen stond klager op een andere ring dan waar het incident plaatsvond. Klager heeft niet gezien wie er bij het incident betrokken waren en weet evenmin wat er zich exact heeft afgespeeld. Klager heeft hier
geen aandeel in gehad en er is geen sprake van een persoonlijke twist tussen klager en de betreffende p.i.w.-er. Er is geen bezwaar tegen een gezamenlijk verblijf van klager en de betreffende p.i.w.-er in de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In de gevangenis van de p.i. Hoogeveen en van de locatie Zwolle Zuid 1 heeft zich een aantal incidenten voorgedaan waardoor een langer verblijf van klager in de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1 niet gewenst was. Op 4 september 2013 is er in de
gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1 een chemisch middel in de koffie van de werkmeester gedaan. Drie medegedetineerden hebben gehoord dat klager dit middel in de koffie gedaan heeft. Daarnaast heeft klager in de gevangenis van de p.i. Hoogeveen
geapplaudisseerd, terwijl een p.i.w.-er door een medegedetineerde in elkaar werd geslagen. Naar aanleiding van dit incident is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1. De betreffende p.i.w.-er werkt inmiddels in de
gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1. Het is niet wenselijk dat de betreffende p.i.w.-er geconfronteerd wordt met klager.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Leeuwarden is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat uit het
selectieadvies van de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1 van 5 september 2013 blijkt dat klager bij de onder 3 genoemde incidenten betrokken is geweest. Nu de bij één van de incidenten betrokken p.i.w.-er te werk is gesteld in de gevangenis van de
locatie Zwolle Zuid 1 heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen oordelen dat een langer verblijf van klager in deze inrichting niet wenselijk is. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van der Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 20 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven