Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3797/GA en 13/3806/GA, 16 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3797/GA en 13/3806/GA

betreft: [klager] datum: 16 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. S. Urcun en

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 november 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing d.d. 22 juli 2013 van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof op 18 juli 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De einddatum van klagers detentie is 21 februari 2014. Klager heeft gezien zijn korte strafrestant belang bij detentiefasering en verlof. De afwijzing is gebaseerd op de omstandigheid dat klager zich gedurende een periode aan zijn detentie heeft
onttrokken. Niet gesteld kan echter worden dat de kans groot is dat klager zich wederom aan zijn detentie zal onttrekken. De kans is juist klein aangezien het al eerder is gebeurd en klager een kort strafrestant heeft.
Klager meldt dat door het afdelingshoofd van de inrichting tegen hem is gezegd dat zijn verlof, dat voor 15 december 2013 gepland stond, niet zou doorgaan als hij zijn beklag niet zou intrekken. Toen klager daarover verhaal wilde halen, werd hij
bedreigd met een iso-plaatsing. Klager is vervolgens overgeplaatst naar de locatie Esserheem. Klager kan dit laten bevestigen door verklaringen van een medewerker en een medegedetineerde. Klager vindt een en ander vreemd omdat het afdelingshoofd hem op
15 november 2013 had gemeld dat op klagers verlofaanvraag en de aanvraag voor dagdetentie positief zou worden geadviseerd.

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft zich na een incidenteel verlof van 12 juni 2010 tot 4 oktober 2012 onttrokken aan detentie. Nadat klager nog
geen zeven maanden was gedetineerd heeft hij verzocht om algemeen verlof. De directeur is van mening dat de eerdere onttrekking rechtvaardigt dat geen vertrouwen bestaat in een goed verloop van het verlof. Daarnaast betrof het klagers eerste aanvraag
en
lag de einddatum van zijn detentie op dat moment nog ver in de toekomst.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 5 jaar, met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Zijn v.i.-datum valt op of omstreeks 21 februari 2014.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Uit de stukken blijkt dat klager na een incidenteel verlof niet is teruggekeerd in de inrichting. Hij heeft zich van 12 mei 2010 tot 4 oktober 2012 onttrokken aan detentie. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse
contra-indicatie vormt en dat deze, mede in aanmerking genomen dat de einddatum van klagers detentie ten tijde van de bestreden beslissing nog redelijk ver in de toekomst lag, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven